-
61 remonter la filière d'une bande de trafiquants
remonter la filière d'une bande de trafiquantsDictionnaire français-néerlandais > remonter la filière d'une bande de trafiquants
-
62 replier
-
63 roulotter
-
64 завёртывать
v1) gener. toedraaien (êðàí), toekeren (êðàí), inpakken, inwikkelen, omdraaien, oprollen, wikkelen -
65 катить вверх
vgener. oprollen -
66 катиться
vgener. voortglijden, oprollen (по чему-л.), rollen, biggelen -
67 катиться вверх
vgener. oprollen -
68 ликвидировать
v1) gener. afschaffen, liquideren, ongedaan maken (последствия), opheffen, oprollen (учреждение и т.п.)2) navy. opdoeken -
69 свёртывать
-
70 свёртываться
vgener. ineenlopen (о молоке), kazen (о молоке), schiften (о молоке), stremmen (о крови, молоке), hotten, klonteren, oprollen, stollen -
71 скатывать
vgener. afrollen, ballen, oprollen, afwentelen (âíèç), omrollen, rollen -
72 скатываться
vgener. afrollen, ballen (в шарик, в комок), ontrollen, oprollen, afglijden, afwentelen, afzakken -
73 смять ударом во фланг
vmilit. oprollen -
74 уезжать
v1) gener. afreizen, afrijden, uitrijden, verreizen, wegrijden, afvaren (на корабле), op reis gaan, vertrekken, weggaan2) liter. zijn matten oprollen -
75 afrollen
1 [uiteenrollen] dérouler2 [naar beneden rollen] descendre(qc.) en roulant3 [door oprollen wegnemen] enrouler♦voorbeelden:1 [zich ontrollen] se dérouler2 [zich naar beneden laten rollen] débouler♦voorbeelden: -
76 mat
mat1〈de〉♦voorbeelden:ruige mat • tapis-brosse————————mat21 [dof, glansloos] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 mat ⇒ 〈m.b.t. kleuren〉 terne 〈bijwoord; met matte blik〉 d'un regard terne♦voorbeelden:hij reageerde nogal mat op ons plan • il n'a pas été très emballé par notre projetmat staan • être mat -
77 omrollen
1 [omwerpen] renverser2 [omwentelen; oprollen] rouler♦voorbeelden:zich op zijn buik omrollen • se tourner sur le ventre1 [zich rollend omdraaien; rollend omvallen] rouler♦voorbeelden: -
78 afrollen
-
79 omrollen
1 [omwerpen] knock down3 [oprollen] roll up/back♦voorbeelden:2 [zittend omvallen] fall over♦voorbeelden:¶ omrollen van het lachen • roll/fall about (laughing/with laughter) -
80 rollen
2 [met betrekking tot de ogen] roll4 [golvend bewegen; ook met betrekking tot een schip] roll♦voorbeelden:het rollend materieel • rolling stockik ben er vanzelf in gerold • I got into it by chanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [rondwentelen] roll3 [oprollen] roll (up)5 [met een rol aandrukken] roll6 [op behendige wijze stelen] lift♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Siebensachen — Seine Siebensachen packen: seine wenigen Habseligkeiten zusammenpacken, um damit abzureisen, auszuziehen oder eilig zu verschwinden, auch: in aller Hast aufräumen, Umherliegendes zusammenraffen; vgl. französisch ›emballer son saint frusquin‹ oder … Das Wörterbuch der Idiome