-
1 oprollen
-
2 oprollen
1 [tot een rol ineenrollen] s'enrouler♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhoogrollen; in elkaar rollen] (en)rouler2 [onschadelijk maken, m.b.t. een organisatie, leger] neutraliser⇒ rendre inoffensif/inoffensive -
3 oprollen
скатать; скрутить; смотать;) закатать, закатить;) подвернуть; свернуться в клубок, клубком, калачиком; свиться* * *гл.1) общ. катить вверх, скатывать, скатываться, катиться (по чему-л.), завёртывать, катиться вверх, свёртывать, свёртываться, ликвидировать (учреждение и т.п.)2) воен. смять ударом во фланг -
4 oprollen
v. roll, enrol, enroll, coil, wrap, convolve, involute, flatten out, mop up, furl -
5 oprollen
-
6 oprollen
• to coil• to roll up -
7 oprollen
enrouler -
8 z'n matten oprollen
z'n matten oprollen -
9 zich oprollen
zich oprollen -
10 een bende oprollen
een bende oprollenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een bende oprollen
-
11 zich oprollen
zich oprollencurl (oneself) up, huddle -
12 zijn matten oprollen
гл.перен. уезжать -
13 to roll up
oprollen -
14 свернуть
oprollen, inpakken ; inkrimpen, afslaan -
15 свёртывать
oprollen, inpakken ; inkrimpen, afslaan -
16 сматывать
oprollen, wikkelen -
17 to coil
oprollenopspoelenopwikkelenopwindenwinden -
18 enrouler
enrouler [ãroelee]1 oprollen ⇒ opwinden, opwikkelen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. voprollen, opwinden2. s'enroulerv1) slingeren, kronkelen -
19 curl up
spiralen, kringelen; neergaan/halen; zich (behaaglijk) oprollencurl up3 〈 informeel〉neergaan/halen ⇒ in elkaar (doen) klappen, tegen de vlakte (doen) gaan♦voorbeelden:1 zich (behaaglijk) oprollen/nestelen ⇒ in elkaar kruipen, zich schurken♦voorbeelden:1 the cat curled (itself) up near the fire • de kat nestelde zich/rolde zich op bij het vuur -
20 roll up
opvouwen; omvouwenroll up♦voorbeelden:¶ roll up!roll up! The best show in London! • Kom binnen, komt dat zien! De beste show in Londen!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vergaren♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Siebensachen — Seine Siebensachen packen: seine wenigen Habseligkeiten zusammenpacken, um damit abzureisen, auszuziehen oder eilig zu verschwinden, auch: in aller Hast aufräumen, Umherliegendes zusammenraffen; vgl. französisch ›emballer son saint frusquin‹ oder … Das Wörterbuch der Idiome