-
81 Tour
〈v.; Tour, Touren〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Touren bringen • (a) iemand op dreef, gang brengen; (b) iemand kwaad maken〈 informeel〉 auf Tour gehen • een tocht ondernemen, gaan toerenauf vollen, höchsten Touren laufen 〈ook informeel; figuurlijk〉 • op volle toeren draaien, werken3 immer die alte, dieselbe Tour! • steeds weer dezelfde oude truc, het oude liedje!seine krummen Touren • zijn louche, slinkse zaakjes, strekendie Tour zieht bei mir nicht! • die vlieger gaat bij mij niet op! -
82 belehren
belehren1 onderrichten, leren ⇒ onderwijzen2 inlichten, op de hoogte brengen ⇒ informeren, voorlichten, instrueren♦voorbeelden:du lässt dich einfach nicht belehren! • je wilt ook niets (van mij) aannemen! -
83 WASP
n. wesp[ wosp] 〈 afkorting, vaak pejoratief; ook attributief〉1 [White Anglo-Saxon Protestant] 〈 burgerlijke, traditionele Amerikaan〉 -
84 Wop
n. beledigende term voor een Italiaan -
85 attitudinize
v. zich voordoen, pretenderen; poseren (ook "attitudinize")attitudinize, attitudinise[ ætitjoe:d(i)najz] 〈 pejoratief〉1 poseren -
86 ball and chain
ball and chain〈meervoud: balls and chains〉 -
87 be on
7 op het programma staan ⇒ gegeven/vertoond/opgevoerd worden, op de radio/tv zijn♦voorbeelden:the match is on • de wedstrijd is bezigthe water's on again • er is weer waterbe on with something new • met iets nieuws bezig zijn2 ‘I want to put five pounds on Little Red Riding Hood’ ‘Right, Sir, you are on’ • ‘Ik wil vijf pond zetten op Roodkapje’ ‘Voor mekaar/u staat genoteerd, meneer’ 〈bij weddenschap; eigenlijk ‘u doet mee’〉it was well on into the night • het was al diep in de nacht5 that's not on! • dat doe je niet!7 what's on at the Plaza tonight? • wat draait er vanavond in de Plaza?¶ 〈 informeel〉 be on about something • 〈 algemeen〉 het hebben over iets; 〈 pejoratief〉 altijd maar zeuren over iets〈 informeel〉 be on at/to someone • iemand aan z'n kop/hoofd zeuren〈 informeel〉 be on to someone • even/eens praten met iemand; weten wat voor vlees men in de kuip heeft〈 informeel〉 be on to something • iets in de gaten/de smiezen hebbenII 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden: -
88 bimbo
n. mooi en dom iemand, vaak vrouwen (Minachtende Slang)[ bimboo] 〈meervoud: ook bimboes〉 〈informeel; pejoratief〉1 stoot ⇒ mokkel, dom blondje -
89 bowdlerize
v. kuisen, censureren van literatuur (genoemd naar Thomas Bowdler die een gecensureerde versie van Shakespeare's werken publiceerde) (ook "bowdlerise")bowdlerize, bowdlerise[ baudlərajz] 〈 pejoratief〉 -
90 buster
n. vernietiger, vernieler, verwoester[ bustə]1 〈ook Buster; aanspreekvorm; voornamelijk Amerikaans-Engels; slang; voornamelijk pejoratief〉 kerel ⇒ makker, jochie♦voorbeelden: -
91 carp
n. karper (zoetwatervis)--------v. zeuren, zaniken; vittencarp1[ ka:p] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook carp〉————————carp2〈 werkwoord〉 〈 vaak pejoratief〉1 zeuren ⇒ zaniken, vitten♦voorbeelden: -
92 chicken
n. broedkip of kip opgefokt om later geslacht te worden; kippevlees; bangerd (Slang); jonge homo (Beledigende Taal)--------v. bang zijn; je terug trekken uit angstchicken1[ tsjikkin] 〈meervoud: ook chicken〉2 kip3 kind♦voorbeelden:count one's chickens before they are hatched • de huid verkopen voor dat men de beer geschoten heeft♦voorbeelden:————————chicken2 -
93 contract
n. contract--------v. een contract afsluiten; krijgen, besmet worden; krimpen; inkrimpencontract1[ kontrækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 contract 〈 ook bridge〉 ⇒ (bindende) overeenkomst, verdrag, verbintenis; 〈 attributief〉 contractueel vastgelegd♦voorbeelden:1 enter into/make a contract • een contract sluiten, een verbintenis aangaanbe under contract to someone • zich contractueel verbonden hebben tegenover iemand————————contract2[ kəntrækt]1 een contract/overeenkomst/verdrag sluiten ⇒ een verbintenis aangaan, contracteren♦voorbeelden:contract to build a factory • een contract sluiten voor de bouw van een fabriekcontract to do something • zich contractueel verplichten om iets te doen1 samentrekken ⇒ inkrimpen, sen♦voorbeelden:1 ‘we will’ can be contracted to ‘we'll’ • ‘we will’ kan samengetrokken worden tot ‘we'll’1 per/bij contract regelen/vaststellen ⇒ contracteren, aangaan♦voorbeelden:contract debts • schulden aangaan/op zich nemencontract out • uitbesteden -
94 creep
n. ongedierte (afkeurende opmerking)--------v. kruipen, sluipen; klimmen; binnensluipencreep1[ krie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————creep2♦voorbeelden:creep up on • bekruipen, besluipen -
95 cult
n. cultus, eredienst[ kult] 〈 ook attributief〉2 sekte ⇒ incrowd, kliek♦voorbeelden:2 cult book • cultboek, exclusief boek -
96 deadly
adj. dodelijk--------adv. heeldeadly1[ dedlie] 〈 deadliness〉♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:the seven deadly sins • de zeven hoofdzonden————————deadly2〈 bijwoord〉1 doods- ⇒ lijk-, dodelijk2 oer- ⇒ aarts-, uiterst♦voorbeelden: -
97 declamation
-
98 demagogue
n. demagoog (oproerstoker, volksverleiding) -
99 dilettante
adj. dilettantisch, amateuristisch--------n. dilettantisch, amateuristisch -
100 hireling
n. huurling; verhuurt diensten1 huurling
Страницы