-
41 serment
serment [sermã]〈m.〉♦voorbeelden:faux serment • meineedfaire le serment • zweren, een eed doenfaire prêter serment à qn. • iemand beëdigen, de eed afnemenprêter serment • de eed afleggensous (la foi du) serment • onder edem -
42 contradicteur
-
43 domicile
domicile [dommiesiel]〈m.〉♦voorbeelden:élire domicile • zich vestigenlivrer à domicile • thuisbezorgentravailler à domicile • thuiswerk verrichtenêtre sans domicile • geen vaste verblijfplaats hebben -
44 inculpation
-
45 interpeller
interpeller [ẽterpəlee]1 (luid) aan-, toespreken ⇒ toeroepen, in de rede vallen♦voorbeelden: -
46 intitulé
-
47 invalidation
-
48 invalider
-
49 le principal
le principalhet voornaamste, belangrijkste, de hoofdzaak 〈 ook juridisch〉 -
50 aanklacht
♦voorbeelden:1 een aanklacht indienen tegen iemand • porter plainte contre qn.aanklacht wegens laster • plainte en diffamation -
51 beroep
♦voorbeelden:een beroep uitoefenen • exercer une professionmevrouw C., van beroep journaliste • madame C., journaliste (de profession)hij is verpleegkundige van beroep • il est infirmiereen beroep doen op iemand, iets • faire appel à qn., qc.in (hoger) beroep gaan • aller en appel -
52 dubbelzinnig
♦voorbeelden: -
53 klager
klager, klaagster -
54 neerleggen
1 [algemeen]poser (qc.) ⇒ 〈 in horizontale positie〉coucher (qc., qn.)2 [afstand doen van; ook juridisch] déposer3 [doden] descendre♦voorbeelden:iemands bevelen naast zich neerleggen • braver les ordres de qn.ik heb de sleutels op de tafel neergelegd • j'ai mis les clés sur la tableik heb tien gulden moeten neerleggen • j'ai dû allonger dix florinsclausule, neergelegd in een contract • clause couchée dans un contratII 〈wederkerend werkwoord; zich neerleggen〉1 [+ bij][berusten] se résigner (à qc.)♦voorbeelden: -
55 nietigverklaring
♦voorbeelden:nietigverklaring van een verkiezing • annulation d'une élection -
56 onbekwaamheid
-
57 overtreding
♦voorbeelden:wegens overtreding van de wet • pour infraction à la loi -
58 pand
-
59 uitspraak
♦voorbeelden:een erg duidelijke uitspraak • une diction très nette2 ergens geen uitspraak over kunnen doen • ne pouvoir se prononcer sur qc.uitspraak doen • prononcer un jugementeen bekende uitspraak • un mot célèbre -
60 uitspreken
2 [uiten] exprimer3 [uitpraten] finir (sa phrase)♦voorbeelden:hoe moet je dit woord uitspreken? • comment faut-il prononcer ce mot?zijn woorden onduidelijk uitspreken • manger ses motsalle eigennamen verkeerd uitspreken • écorcher tous les noms propreseen oordeel uitspreken • exprimer un jugement3 iemand laten uitspreken • laisser finir qn.II 〈wederkerend werkwoord; zich uitspreken〉1 [zich verklaren] se prononcer (en faveur de qc., contre qc.)
См. также в других словарях:
Convention on the association of the Netherlands Antilles with the European Economic Community — Convention amending the Treaty establishing the European Economic Community, with a view to making applicable to the Netherlands Antilles the special regime of association defined in part IV of the said Treaty Type Amends the Treaty establishing… … Wikipedia
Jahr — 1. Ale neinj Jôr î (zwî) Wînjjôr. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 59. 2. Ale sâf Jôr î Gôfjôr. – Schuster, 58. 3. All Joar n Jöhr un to n Harwst noch n Spoatling. (Pommern.) Alle Jahre ein Kind und im Herbst noch einen Spätling. Von fruchtbaren… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon