-
1 демаскировать
ontmaskeren, demaskeren -
2 обличать
ontmaskeren, aanklagen -
3 обличить
ontmaskeren, aanklagen -
4 разоблачать
ontmaskeren, onthullen -
5 разоблачить
ontmaskeren, onthullen -
6 debunk
v. kleineren; ontmaskeren, aan de kaak stellen[ die:bungk] 〈 informeel〉1 ontmaskeren ⇒ aan de kaak stellen, op de korrel nemen -
7 expose
v. blootleggen, blootstellen, ontdekken; opgeven, prijsgeven[ ikspooz]1 blootstellen ⇒ blootgeven, introduceren aan2 tentoonstellen ⇒ uitstallen, (ver)tonen3 onthullen ⇒ ontmaskeren, bekendmaken♦voorbeelden:expose to bad weather • aan slecht weer blootstellenexpose one's views • zijn mening uiteenzetten3 expose the crook • de bandiet verraden/ontmaskeren -
8 show up
zich vertonen, te voorschijn komen; (goed) uitkomenshow up2 zichtbaar worden/zijn ⇒ duidelijk worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 unmask
v. ontmaskeren, ontbloten[ unma:sk]1 het/zijn masker afnemen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ ontmaskeren, onthullen -
10 démasquer
démasquer [deemaaskee]♦voorbeelden:démasquer les intentions de qn. • iemands bedoelingen doorzienv -
11 demaskieren
demaskieren1 demaskeren, ontmaskeren -
12 разоблачать
v1) gener. onthullen, (iets) aan het licht brengen, ontmaskeren, ontsluieren2) liter. blootleggen, demaskeren -
13 срывать маску
vgener. ontmaskeren -
14 expose the crook
de bandiet verraden/ontmaskeren -
15 show up an impostor
-
16 confondre
confondre [kõfõdr]2 (met elkaar) verwarren ⇒ verwisselen, door elkaar halen4 weerleggen ⇒ aan de kaak stellen, in het nauw drijven♦voorbeelden:rester confondu • versteld staan♦voorbeelden:v1) (ver)mengen -
17 dégonfler
dégonfler [deegõflee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) slinken3) doorprikken, ontmaskeren4) verkleinen2. se dégonflerv1) leeglopen2) terugkrabbelen, de moed verliezen -
18 masque
masque [maask]〈m.〉♦voorbeelden:masque à gaz • gasmaskermasque mortuaire • dodenmaskerarracher le masque à qn. • iemand ontmaskeren, het masker afrukkenlever, ôter, poser le masque • het masker afdoen; 〈 figuurlijk〉zich in zijn ware gedaante tonen, zijn ware gezicht laten ziensous le masque de • onder de dekmantel van, onder het mom vanm1) masker2) dekmantel4) steekbeitel -
19 arracher le masque à qn.
arracher le masque à qn.iemand ontmaskeren, het masker afrukkenDictionnaire français-néerlandais > arracher le masque à qn.
-
20 confondre un menteur
confondre un menteur
Страницы
- 1
- 2