-
1 firmer chisel
steekbeitel -
2 biseau
biseau [biezoo]〈m.〉1 schuine kant ⇒ afschuining, schuin geslepen kantm1) schuine rand, schuin geslepen kant2) steekbeitel -
3 masque
masque [maask]〈m.〉♦voorbeelden:masque à gaz • gasmaskermasque mortuaire • dodenmaskerarracher le masque à qn. • iemand ontmaskeren, het masker afrukkenlever, ôter, poser le masque • het masker afdoen; 〈 figuurlijk〉zich in zijn ware gedaante tonen, zijn ware gezicht laten ziensous le masque de • onder de dekmantel van, onder het mom vanm1) masker2) dekmantel4) steekbeitel -
4 ébauchoir
ébauchoir [eeboosĵwaar]〈m.〉1 guts ⇒ steekbeitel, holbeitel2 boetseerhoutje ⇒ boetseerstok, -staaf -
5 cutter
beitelfreesgroefsnijderkotterbeitelmesmesjesnij-inrichtingsnijdersnijmessnijschijfsnijtandsteekbeitel -
6 cutting tool
doorsnijstempelsnijbeitelsnijgereedschapsnijstempelsnijwerktuigsteekbeitel -
7 gouge
gutsholbeitelsteekbeitel -
8 Stechbeitel
-
9 Stemmeisen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский