-
1 onderstel
-
2 onderstel
1 [deel van een voorwerp] undercarriage 〈van rijtuig/auto/vliegtuig〉; 〈 van vliegtuig ook〉 landing gear; 〈 van auto ook〉 chassis2 [schertsend] [benen] pegs -
3 onderstel
-
4 onderstel
n. undercarriage, chassis, carriage, trestlework, trestle, horse block -
5 onderstel
ochâssis m -
6 onderstel
• undercarriage• underframe -
7 onderstel
presume, assume, chassis, undercarriage -
8 undercarriage
onderstel -
9 underframe
onderstel -
10 assume
onderstel -
11 chassis
onderstel -
12 undercarriage
onderstel -
13 alighting gear
onderstel van vliegtuig -
14 presume
onderstel, vermoë, veronderstel, meen, vermoed -
15 carriage
n. wagen, koets; wagon; vervoer; (in computers) traktor, papiergeleider of wagen, het printer mechanisme dat het papier naar de volgende pagina doortrekt; onderstel van een kanon; verschijning[ kæridzj]♦voorbeelden:1 carriage and pair/four/six • (rijtuig met) twee/vier/zesspan1 vervoer ⇒ transport, verzending2 vracht(prijs) ⇒ vervoers/transport/verzendkosten♦voorbeelden:2 carriage paid • franco, port/vrachtvrij¶ carriage forward • port te betalen onder rembours, niet francocarriage free • franco, port/vrachtvrij -
16 chassis
n. onderstel; landingsgestel -
17 creuset
-
18 train
train [trẽ]〈m.〉1 trein ⇒ spoortrein, spoor2 gang ⇒ (ver)loop, vaart3 reeks ⇒ sleep, (maatregelen)pakket♦voorbeelden:1 train à grande vitesse • hogesnelheidstrein, flitstrein, supertreintrain direct • doorgaande trein, sneltreintrain express • sneltrein, expres(trein)train omnibus • stop-, boemeltreinle train de Paris • de trein uit, naar Parijs2 aller, mener un train d'enfer • gevaarlijk hard, razendsnel rijdenun train de sénateur • een plechtstatige tredaller, mener bon train • een flinke vaart hebben, snel gaanmener bon train qc. • ergens vaart achter zettenaller (son) petit train • kalmpjes aan doen, rustig verder gaanmettre qc. en train • iets op gang brengen, ergens mee beginnenau train dont, du train où vont les choses • zoals de zaken nu gaanen train • bezig, aan de gang, actief, op dreefje ne suis pas en train • ik ben niet erg in vorm, ik voel me niet besten train de 〈+ onbepaalde wijs〉 • bezig te, in de stemming omtrain de pneus • bandenwerktrain routier •〈 vrachtwagencombinatie〉train arrière, avant • achter-, voorstel5 〈 informeel〉 se manier le train • voortmaken, zich haasten, er vaart achter zetten, zijn kont roeren¶ train de maison • huispersoneel, huishoudingtrain de vie • leven(swijze), levensstandaardmener grand train • op grote voet leven〈 informeel〉 filer le train à qn. • iemand achter zijn gat lopen, iemand op de hielen zitten, iemand op de voet volgenmonter dans le train (en marche), prendre le train (en marche) • zich (achteraf) aansluiten, mee gaan doen1. m1) rij2) trein3) gang, vaart4) reeks5) onderstel [voertuig]6) kont, achterste2. en trainmbezig, aan de gang -
19 Fahrgestell
-
20 подпорка
См. также в других словарях:
слизкий — покрытый слизью; скользкий , укр. слизький скользкий , ст. слав. сльзъкъ ὀλισθηρός (Супр.), словен. slizǝk, slizkа слизистый , чеш. slizky, slzky покрытый слизью; скользкий , slznouti осклизнуть , слвц. slizky скользкий , польск. slizki скользкий … Этимологический словарь русского языка Макса Фасмера