-
1 umkehren
umkehrenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 overhoophalen ⇒ ondersteboven keren, halen2 〈 figuurlijk〉keren, draaien -
2 kehren
kehren3 〈haben/sein; sport en spel〉keren, een keersprong maken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 keren, wendenIII 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 vegen, keren♦voorbeelden:1 zich keren ⇒ zich (om)draaien, zich wenden♦voorbeelden: -
3 kontern
kontern〈 haben〉 -
4 stülpen
-
5 stürzen
stürzen♦voorbeelden:schwer stürzen • lelijk vallennach hinten stürzen • achterovervallen〈 figuurlijk〉 die Temperatur stürzte um 20 Grad auf 10 Grad • de temperatuur zakte plotseling met 20 graden tot (maar) 10 gradenins Zimmer stürzen • de kamer (komen) binnenstormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sich in Schulden stürzen • zich in de schuld stekeneinen Deckel über den Topf stürzen • een deksel op de pan zetten2 (bitte) nicht stürzen! • niet kantelen! -
6 umdrehen
-
7 umstülpen
umstülpen1 omkeren, -stulpen ⇒ ondersteboven zetten, keren, omdraaien -
8 umwenden
umwendenI 〈onovergankelijk werkwoord; alleen zwak〉1 (om)draaien ⇒ wenden, kerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omdraaien, omkeren
См. также в других словарях:
omkeren — dray … Woordenlijst Sranan