-
1 abknicken
-
2 biegen
biegen♦voorbeelden:in eine Straße biegen • een straat, weg inslaanum die Ecke biegen • de hoek omgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 〈 pejoratief〉regelen, arrangeren -
3 bördeln
-
4 kröpfen
-
5 umbiegen
-
6 umsteuern
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский