-
1 to navigate
navigeren -
2 stand to sea
navigeren op zee -
3 navigate
v. navigeren, varen, de route aangeven[ nævigeet]1 navigeren ⇒ een schip/vliegtuig besturen2 varenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bevaren3 besturen -
4 bn
n. tweede piloot in vliegtuigbommer van de V.S. verantwoordelijk voor het navigeren van het vliegtuig en het richten naar het doelbn〈 afkorting〉1 [billion] -
5 navigation
-
6 steer
n. jonge os, stierkalf--------v. navigeren, sturen; afslaan; besturensteer1[ stiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 jonge os————————steer2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:the vessel steers well/badly • het schip stuurt goed/slechthe steered for home • hij ging op huis aan -
7 innavigable
adj. Kan niet genavigeerd worden, is niet te navigeren -
8 light buoy
lichtboei, drijvend anker van een heldere lamp voorzien (gebruikt om schepen te navigeren gedurende de nacht)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский