-
81 turbulent
I Adj. turbulent, hectic* * *turbulent; tumultuous* * *tur|bu|lẹnt [tʊrbu'lɛnt]1. adjturbulent, tempestuous2. advturbulently* * *tur·bu·lent[tʊrbuˈlɛnt]I. adj turbulent, tempestuouswir haben ausgiebig gefeiert, es war ein \turbulentes Wochenende we celebrated long and hard, it was a riotous [or tumultuous] weekenddie Wochen vor Weihnachten waren reichlich \turbulent the weeks leading up to Christmas were really chaoticII. adv turbulently\turbulent verlaufen to be turbulent [or stormy]auf der Aktionärsversammlung ging es sehr \turbulent zu the shareholders' meeting was [a] very stormy [or tempestuous] [one]* * *1.Adjektiv (auch Physik, Astron., Met.) turbulent2.adverbial (auch Physik, Astron., Met.) turbulently* * *A. adj turbulent, hecticB. adv:es ging turbulent zu things got quite hectic ( oder heated)* * *1.Adjektiv (auch Physik, Astron., Met.) turbulent2.adverbial (auch Physik, Astron., Met.) turbulently* * *adj.turbulent adj. adv.turbulently adv. -
82 unbekannterweise
Adv.: grüßen Sie sie unbekannterweise von mir please give her my regards, even though we haven’t met yet* * *unbeknown* * *ụn|be|kann|ter|wei|se ['ʊnbəkantɐ'vaizə]advgrüße sie/ihn unbekannterwéíse von mir — give her/him my regards although I don't know her/him
* * *un·be·kann·ter·wei·sejdn \unbekannterweise von jdm grüßen to give sb sb's regards (without knowing him/her)* * *grüßen Sie ihn/sie unbekannterweise [von mir] — give him/her my regards, although we haven't met
* * *unbekannterweise adv:grüßen Sie sie unbekannterweise von mir please give her my regards, even though we haven’t met yet* * *grüßen Sie ihn/sie unbekannterweise [von mir] — give him/her my regards, although we haven't met
-
83 Warmfront
f MET. warm front* * *Wạrm|frontf (MET)warm front* * *Warm·frontf METEO warm front* * *die (Met.) warm front* * ** * *die (Met.) warm front -
84 West
m; -(e)s, -e; Pl. selten2. nur Sg.; nachgestellt: München West west Munich; in München West in the west of Munich; Eingang West west entrance; eines Gebäudes auch west door* * *Wẹst [vɛst]m -s, no pl2) (liter = Westwind) west wind* * *<-[e]s, -e>[vɛst]m* * *o. Art.; o. Pl1) (bes. Seemannsspr., Met.) west2) (Gebiet) West3) (Politik) West* * *1. ohne art; nur sg; METEO, SCHIFF west;aus West from the westMünchen West west Munich;in München West in the west of Munich;Eingang West west entrance; eines Gebäudes auch west door3. SCHIFF, poet west wind;es blies ein steifer West a stiff breeze was blowing from the westWest… im subst HIST West German* * *o. Art.; o. Pl1) (bes. Seemannsspr., Met.) west2) (Gebiet) West3) (Politik) West -
85 Wetteramt
n meteorological office, Brit. umg. met office; Am. (national) weather service* * *das Wetteramtweather bureau* * *Wẹt|ter|amtntweather or met(eorological) office (Brit), weather bureau* * *Wet·ter·amtnt met[eorological] office* * *das meteorological office* * ** * *das meteorological office -
86 Zwischenhoch
n MET. ridge of high pressure* * *Zwị|schen|hochnt (MET)ridge of high pressure* * *das (Met.) ridge of high pressure* * ** * *das (Met.) ridge of high pressure -
87 warm gezogen
-
88 Absicht
Absicht〈v.〉1 bedoeling, voornemen ⇒ plan, opzet, oogmerk♦voorbeelden:eine Absicht hegen • een plan koestereneine Absicht verfolgen • een doel beogenaus böser Absicht • met kwade opzetbei seiner Absicht bleiben • bij zijn voornemen blijvenin beleidigender Absicht • om te beledigenin bester Absicht • met de beste bedoelingsich mit der Absicht tragen, etwas zu tun • met het plan rondlopen iets te doenmit Absicht • met opzetohne böse Absicht • zonder kwade bedoelingen -
89 Frieden
Frieden〈m.; Friedens, Frieden〉♦voorbeelden:Frieden schließen, stiften • vrede sluiten, stichtenden Frieden unterzeichnen • de vrede, het vredesverdrag ondertekenen〈 spreekwoord〉 Friede ernährt, Unfriede verzehrt • vrede gedijt, oorlog verslijtder Frieden der Natur • de rust, stilte van de natuur〈formeel; religie〉 Friede seiner Asche! • zijn as ruste in vrede!die Kinder geben, halten nicht eine Minute Frieden • de kinderen maken voortdurend ruzieich will nur meinen Frieden • ik wil met rust gelaten wordenlass mich in Frieden! • laat mij met rust!seinen Frieden mit jemandem machen • zich met iemand verzoenenich hatte keinen Frieden vor ihm • hij liet mij niet met rustin Ruhe und Frieden • in pais en vrede -
90 Sache
Sache〈v.; Sache, Sachen〉♦voorbeelden:eine böse Sache • een kwalijke zaakmit jemandem gemeinsame Sache machen • gemene zaak met iemand makendas ist keine große Sache • dat is een kleinigheiddas ist nur eine halbe Sache • dat is maar half werkharte Sachen • sterkedrankSachen gibts (die gibts gar nicht)! • hoe is het mogelijk!〈 informeel〉 mach Sachen! • wat vertel je me nou?sagen, was Sache ist • zeggen waar het op staatdas sind so Sachen • dat zijn zo van die dingendie Sache ist die, dass … • het is, zit zo dat …er versteht seine Sache • hij kent zijn zaakjesdas ist nicht jedermanns Sache • (a) dat valt niet bij iedereen in de smaak; (b) dat kan, ligt niet iedereen〈 informeel〉 mach keine Sachen! • doe (toch) niet zo stom!das ist nicht meine Sache • (a) dat is niet mijn zaak; 〈 ook〉 dat ligt niet op mijn weg • (b) dat is niets voor mijbei der Sache sein • er met zijn aandacht bij zijneine Sache für sich • een apart geval, een geval op zich(zelf)in eigener Sache • pro domo, voor zijn eigen persoon(tje)in Sachen der Moral • op het stuk van de moraalin Sachen A. gegen B. • in zake A. tegen B.zur Sache (gehören) • ter zake (doen)zur Sache kommen • ter zake, tot het thema (zelf) komen -
91 an
an1〈voorzetsel + 3,4〉1 aan, op ⇒ (tot) bij, tegen2 op ⇒ in, met♦voorbeelden:am Fenster stehen • bij het raam staanjemanden an der, die Hand nehmen • iemand bij de hand nemenFrankfurt am Main • Frankfurt aan de Mainan Ort und Stelle • ter plaatseetwas an seinen Platz stellen • iets op zijn plaats zettensich an den Schrank lehnen • tegen de kast leunenan jener Stelle • op die plaatsetwas an die Tafel schreiben • iets op het bord schrijvensich an den Tisch setzen • aan tafel plaatsnemender Ort, an dem er wohnte • de plaats waar hij woondebis an den Rhein • tot aan de Rijnam Ufer entlang gehen • langs de oever gaan, lopenan … vorbei, vorüber • langs … heener ging an mir vorbei, vorüber • hij passeerde mijam Ende des Jahres • aan, op het einde van het jaaram Montag • op maandag, 's maandagsam 2. Juni • op 2 juni, de tweede junian Ostern • met Pasenein Schreiben an mich • een schrijven aan mij (gericht)der Tag, an dem es geschah • de dag waarop dat gebeurdebis an seinen letzten Tag • tot de laatste dag toe5 Mangel, Überfluss an Rohstoffen • gebrek, overvloed aan grondstoffenarm, reich an Nährstoffen • arm, rijk aan voedingsstoffengesund an Leib und Seele • gezond naar lichaam en ziel6 an Krücken gehen • met, op krukken lopenKopf an Kopf stehen • op elkaar gepakt staanTür an Tür wohnen • naast elkaar wonenam besten, meisten, schönsten • het best, het meest, het mooist, op zijn mooistetwas an sich 〈 3e naamval〉 haben • iets als typische eigenschap hebben, iets over zich hebbenan sich halten • zich beheersenes ist nichts an dem • het klopt niet, daar is niets van aanjetzt ist es an dir, zu handeln • nu is het jouw beurt, taak te handelenan dem Roman ist nicht viel (dran) • die roman is niet veel zaaksdas Haus an sich ist schön • het huis op zichzelf is mooian (und für) sich hat er Recht • in de grond, eigenlijk heeft hij gelijk————————an2〈 bijwoord〉4 〈 bij telwoorden〉ongeveer, circa♦voorbeelden:1 Scheinwerfer an! • lichten aan!an sein • aan zijn, aan staan, ingeschakeld zijn3 an Köln, Köln an: 13.20 • aankomst in Keulen: 13.20von Anfang an • vanaf het beginvon Jugend, Kindheit an • van kindsbeen af -
92 angesichts
angesichts〈voorzetsel + 2〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:angesichts aller Leute • in het bijzijn van iedereenangesichts dieser Tatsachen • met deze feiten voor ogen2 angesichts der Lage • met het oog op, gelet op de toestand -
93 auseinander
auseinander1 uit elkaar, uiteen ⇒ van elkaar (verwijderd)♦voorbeelden:1 auseinander brechen • uiteenvallen, uit elkaar vallenetwas auseinander brechen • iets in stukken breken〈 informeel〉 etwas auseinander bringen • iets van elkaar losmaken, scheidenetwas auseinander falten • iets uiteen-, openvouwensich auseinander falten • zich splitsen, uiteengaandie Gruppe ging auseinander • de groep ging uiteen, nam afscheidhier gehen unsere Wege auseinander • hier splitsen zich onze wegen〈 informeel〉 das Sofa geht auseinander • de sofa valt uit elkaar, gaat stukder Vorhang geht auseinander • het gordijn gaat open〈 informeel〉 die beiden sind auseinander (gegangen, gelaufen) • die twee zijn uit elkaar (gegaan), uiteen, van elkaar afdie Meinungen gehen stark auseinander • de meningen lopen sterk uiteeneine auseinander klaffende Wunde • een gapende wondihre Standpunkte klaffen weit auseinander • er gaapt een diepe kloof tussen hun standpunten, hun standpunten lopen sterk uiteendie Farbe ist auseinander gelaufen • de verf is uitgelopensich (mit jemandem) auseinander leben • (van iemand) vervreemdenetwas auseinander machen • 〈 (a) informeel〉iets uit elkaar nemen, demonteren; (b) iets open-, uiteenvouwen, openspreidendie Beine auseinander machen, spreizen • de benen spreidenetwas auseinander reißen • iets stuk-, kapotscheuren, iets aan flarden scheureneine Familie auseinander reißen • een gezin uiteenrukkenetwas auseinander rollen • iets uit(een)rollen, openrollen, -spreideneine Karte auseinander rollen • een kaart openrollensich auseinander rollen • zich uiteenrolleneinen Ausdruck auseinander schreiben • een uitdrukking los, in twee woorden schrijvenjemandem etwas auseinander setzen • iemand iets uiteenzetten, uitleggen, verklarensich (mit jemandem) auseinander setzen • (a) besprekingen voeren, van gedachten wisselen (met iemand); (b) (met iemand) in nadere discussie treden • 〈 (c) juridisch〉 (met iemand) tot een vergelijk komensich mit einer Sache auseinander setzen • zich intensief, kritisch met iets bezighoudenauseinander sprengen • 〈 figuurlijk〉uiteenvliegen, -stuivenetwas auseinander sprengen • iets doen uiteenspatten, opblazenDemonstranten auseinander sprengen • betogers uiteenjagen, -drijvenauseinander strebende Ansichten • uiteenlopende, van elkaar afwijkende meningenauseinander strebende Linien • divergerende, uiteenlopende lijnenauseinander strebende Wege • uiteenlopende wegenauseinander ziehen • uiteengaanetwas auseinander ziehen • iets uitrekken, opentrekkensich auseinander ziehen • (beginnen te) rekken, langer wordendie Spitzengruppe zieht sich auseinander • er vallen gaten in de kopgroep -
94 beistimmen
beistimmen1 instemmen met, zijn instemming betuigen met ⇒ het eens zijn met, bijvallen -
95 gehenkelt
-
96 halten
halten1 stoppen, stilstaan♦voorbeelden:auf einen Hasen halten • op een haas aanleggenauf sich halten • zichzelf respecterenzu jemandem halten • achter iemand staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Frieden halten • de vrede bewareneine Zeitung halten • op een krant geabonneerd zijnwas halten Sie davon? • hoe denkt u daarover?etwas für falsch halten • iets onjuist achtennicht viel von jemandem halten • geen hoge dunk van iemand hebbenwofür halten Sie mich? • wat denkt u wel van mij?er hält es mit den Mädchen • hij is gek op meisjes♦voorbeelden:1 sich aufrecht halten • rechtop lopen, zitten -
97 nahe
nahe1〈bijvoeglijk naamwoord; näher, (am) nächst(en)〉3 na ⇒ nauw, eng♦voorbeelden:jemandem nahe bleiben • in iemands omgeving blijvenjemandem etwas nahe bringen • iemand vertrouwd maken met iets, iemand iets bijbrengenjemandem nahe gehen • iemand aangrijpen, aan het hart gaan, leed doeneiner Sache nahe kommen • iets benaderen, naderen tot iets, dichtbij iets komenjemandem geistig nahe kommen • geestelijk nader komen tot iemandjemandem etwas nahe legen • iemand iets (nadrukkelijk) aanraden, op het hart drukkendas legt die Vermutung nahe, dass • dat doet vermoeden datnahe liegen • voor de hand liggenjemandem nahe stehen • nauwe banden hebben met iemandjemandem freundschaftlich nahe stehen • met iemand op vriendschappelijke voet staanjemandem nahe treten • iemand nader komen, nadere betrekkingen aanknopen met iemandjemandem menschlich nahe treten • iemand op het menselijke vlak nader komen〈 figuurlijk〉 jemandem zu nahe treten • iemand te na komen, iemand kwetsenvon nahem • van dichtbijzum Greifen nahe • in reikwijdtein naher, nächster Zukunft • in de naaste toekomstnahe bevorstehen • op handen, op til zijnnahe daran sein, etwas zu tun • op het punt staan iets te doeneiner Sache näher kommen • tot de kern van de zaak komen————————nahe2〈voorzetsel + 3〉 〈 formeel〉1 in de nabijheid van, dicht bij♦voorbeelden:dem Wahnsinn nahe • de waanzin nabij -
98 rechnen
rechnen3 rekenen, vertrouwen4 rekening houden met, bedacht zijn op♦voorbeelden:im Kopf rechnen • hoofdrekenenin Gulden rechnen • met guldens rekenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rekenen bij, tot♦voorbeelden:1 renderen, rendabel zijn, iets opleveren -
99 schwingen
schwingenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben/sein〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 Fahnen schwingen • vaandel-, vendelzwaaien♦voorbeelden: -
100 tun
3 〈regionaal; als hulpwerkwoord ter omschrijving van de conjunctief〉♦voorbeelden:immer zu tun haben • steeds bezig, in de weer (moeten) zijner hatte dort geschäftlich zu tun • hij was daar voor zakensie hat noch in der Küche zu tun • ze moet nog wat doen in de keukentu doch nicht so! • stel je niet zo aan!sie tut nur so • zij doet maar alsofII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es tat einen Knall • er viel, kwam een knal, klapeinen Schrei, Seufzer tun • een kreet, zucht slakener will sehen, was sich tun lässt • hij zal, wil wel eens kijken wat er aan te doen isso, das wäre getan! • zo, dat was dat!, zo, dat is gebeurd!es tun • (a) het doen 〈 ook coïteren〉; (b) genoeg zijn, (ook al) goed zijn • (c) het (uit)houden, meegaan〈 informeel〉 was tuts? • wat zou het?〈 informeel〉 was tut das schon? • wat geeft dat nou?was tun? • wat te doen?tus doch! • doe het dan!damit ist es nicht getan • daarmee is de zaak nog niet rond, afgewerktsonst bekommst, 〈 informeel〉kriegst du es mit mir zu tun! • anders krijg je met mij te maken!〈 formeel〉 es ist um ihn getan • (a) het is met hem afgelopen, gedaan; (b) het is met hem gebeurd, hij heeft het erg, lelijk te pakkennichts mit etwas, jemandem zu tun haben wollen • niets met iets, iemand te maken willen hebbenes mit dem Herzen zu tun haben • het aan het hart hebbenohne dass ich etwas dazu getan hätte • zonder dat ik er iets voor, aan gedaan had♦voorbeelden:1 es tut sich einiges im Lande • er is een en ander losgekomen, in beweging gekomen in het land
См. также в других словарях:
met — met … Dictionnaire des rimes
met — met·ri·cal; met·ri·cism; met·ri·cist; met·ri·fi·ca·tion; met·ri·fy; met·rio·cra·nic; met·rio·metopic; met·ro·logical; met·ro·mania; met·ron; met·ro·nome; met·ro·nom·ic; met·ro·pole; met·ro·pol·i·tan·ate; met·ro·pol·i·tan·ism;… … English syllables
Met — Met, auch Honigwein genannt, ist ein alkoholisches Getränk aus Honig und Wasser. Teilweise werden auch, besonders in der privaten Produktion, verschiedene Gewürze, Früchte und Fruchtsäfte (zumeist Äpfel und Apfelsaft) zugegeben oder anstelle des… … Deutsch Wikipedia
Met — or MET or The Met may refer to: Contents 1 In the arts 2 In computing and the Internet 3 In medicine and physiology 4 In public safety … Wikipedia
Met-Rx — is a brand name of nutritional supplements, originally produced by Met Rx, Inc., a California company started by A. Scott Connelly, and sold several times since. The brand is best known as the product to pioneer a new category of bodybuilding… … Wikipedia
Met 3 — site in March 2011 General information Status On hold Type Resid … Wikipedia
mét- — mét(a) ♦ Élément, du gr. meta, exprimant la succession, le changement, la participation, et en philosophie et dans les sciences humaines « ce qui dépasse, englobe » (un objet, une science) : métalangage, métamathématique. ⇒MÉT(A) , (MÉT , MÉTA… … Encyclopédie Universelle
Met — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. {{{image}}} Sigles d une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres … Wikipédia en Français
met- — Met : ↑ meta , Meta . * * * met , Met : ↑meta , ↑Meta (1). me|ta , Me|ta , (vor Vokalen u. vor h:) met , Met [met(a) , auch: mɛt(a) ; griech. metá] … Universal-Lexikon
Met- — Met : ↑ meta , Meta . * * * met , Met : ↑meta , ↑Meta (1). me|ta , Me|ta , (vor Vokalen u. vor h:) met , Met [met(a) , auch: mɛt(a) ; griech. metá]: 1. bedeutet in Bildungen mit Adjektiven od. Sub … Universal-Lexikon
Met 2 — Localisation Coordonnées … Wikipédia en Français