-
1 menslievendheid
-
2 menslievendheid
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > menslievendheid
-
3 menslievendheid
-
4 menslievendheid
n. charity -
5 menslievendheid
1) barmhärtighet2) välgörenhet -
6 zijn menslievendheid is overbekend
zijn menslievendheid is overbekendDeens-Russisch woordenboek > zijn menslievendheid is overbekend
-
7 love for mankind
menslievendheid, filantropie, humaniteit -
8 humanitarianism
n. humanitair (menselijkheid, menslievendheid, bescherming van mensenrechten)[ - teəriənizm] -
9 charité
charité [sĵaarietee]〈v.〉♦voorbeelden:faire la charité • aalmoezen geven→ ventef1) menslievendheid, liefdadigheid -
10 человеколюбие
ngener. humaniteit, mensenliefde, menslievendheid -
11 charity
n. weldadigheid[ tsjærətie] 〈meervoud: charities〉4 mildheid in zijn/haar oordeel ⇒ barmhartigheid♦voorbeelden:in/out of charity • uit barmhartigheid -
12 humanity
-
13 philanthropy
-
14 humaneness
n. menslievendheid, humaanheid -
15 humanization
n. beschaving; humanisatie, menslievendheid -
16 coeur
coeur [kur]〈m.〉3 maag4 hart ⇒ innerlijk leven, intieme gedachten5 hart ⇒ midden, binnenste, kern♦voorbeelden:coeur droit • rechter hart(helft)d'un coeur léger • onbezorgdcoeur transplanté • ruilhart3 avoir le coeur sur les lèvres, au bord des lèvres • gaan overgeven, misselijk zijnavoir le coeur barbouillé • misselijk zijnavoir, garder qc. sur le coeur • iets niet kunnen verwerkenrester sur le coeur • zwaar op de maag liggencoeur de la question • kern van de vraagavoir le coeur dur • een hart van steen hebbenavoir le coeur gros, plein • verdriet hebbenen avoir lourd sur le coeur • gedrukt, bedrukt zijnavoir le coeur serré • bedrukt, bedroefd zijnavoir le coeur tendre • een klein hart hebben, teerhartig zijnle coeur m'a manqué • ik kon het niet over mijn hart verkrijgenavoir la rage au coeur • razend zijnn'avoir de coeur à rien • nergens zin in hebbenne pas avoir le coeur à rire • geen lust tot lachen hebbenvouloir en avoir le coeur net • er het zijne van willen wetenavoir le coeur de faire qc. • de moed hebben iets te doenavoir le coeur sur la bouche, sur les lèvres • het hart op de tong, op de lippen hebbenavoir le coeur sur la main • vrijgevig zijndonner, remettre du coeur au ventre à qn. • iemand een hart onder de riem stekenfaire battre le coeur • het hart sneller doen kloppencela me fait mal au coeur • ik vind het triestmanquer de coeur • harteloos zijntenir à coeur • na aan het hart liggenvider son coeur • zijn hart uitstortenprendre qc. à coeur • iets ter harte nemenprendre qc. trop à coeur • zich iets te veel aantrekkenà coeur joie • naar hartenlustaller droit au coeur • tot het hart sprekende bon, grand, tout (mon, son etc.) coeur • van ganser harte, graagapprendre par coeur • uit het hoofd lerensans coeur • harteloossi le coeur vous en dit • als je er zin, trek in hebtmon petit coeur • mijn hartjejoli comme un coeur • net een plaatjem1) hart2) boezem, borst3) maag4) binnenste, kern5) harten [kaarten] -
17 philanthropie
-
18 человеколюбие
ngener. humaniteit, mensenliefde, menslievendheid -
19 barmhärtighet
1) menslievendheid2) naastenliefde -
20 välgörenhet
1) menslievendheid2) naastenliefde
- 1
- 2