-
101 jung
〈 jünger, (am) jüngst(en)〉♦voorbeelden:jüngeren Datums • van recente datumjunger Herr • jongeheerein jüngerer Mann • een nog jonge mandie jüngere, jüngste Vergangenheit • het recente, jongste verledenin jüngster Zeit • (in) de laatste, afgelopen tijdjung verheiratet • jonggehuwdjung an Jahren • jong van jarenvon jung an, auf • van jongs af (aan)nicht mehr der Jüngste sein • niet meer van de jongsten zijn -
102 krampfen
krampfenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 (in kramp) samentrekken ⇒ samen-, ineenkrimpen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastklemmen, omknellen1 (in kramp) samentrekken ⇒ samen-, ineenkrimpen2 omknellen, omklemmen -
103 leiblich
-
104 nebenan
-
105 ohne
ohne1〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:das ist ohne seine Schuld geschehen • dat is buiten zijn schuld gebeurdohne mein Wissen • buiten mijn wetendie Sache is nicht ohne • de zaak is niet zonder risico〈 informeel〉 das ist gar nicht ohne! • dat is niet gek!————————ohne2〈 voegwoord〉♦voorbeelden: -
106 schlagen
schlagen3 behoren (tot), vallen (in)♦voorbeelden:um sich schlagen • erop los slaan, om zich heen slaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 einen Bogen schlagen • een bocht, boog makeneine geschlagene Frau • een door het lot geplaagde vrouwden Rekord schlagen • het record brekenSahne, Teig schlagen • (slag)room, deeg kloppendie Saiten schlagen • (op de snaren) tokkelenWurzel schlagen • wortel schietenmit ihrem Mann ist sie geschlagen • met haar man is zij geplaagd, mooi afein Stück Papier um ein Buch schlagen • een boek in een stuk papier wikkelenjemanden vernichtend schlagen • iemand een verpletterende nederlaag toebrengen3 inslaan, (in)gaan♦voorbeelden:1 du hast dich gut geschlagen! • je hebt je goed gehouden!3 er schlug sich zu uns • hij sloot zich bij ons aan, voegde zich bij ons -
107 schwindeln
-
108 sinnen
sinnen♦voorbeelden:auf Mittel sinnen • naar middelen zoekenauf Rache sinnen • op wraak zinnenall mein Sinnen und Trachten • heel mijn denken en streven -
109 stecken
stecken♦voorbeelden:stecken bleiben • blijven steken, stokkenstecken lassen • laten steken, zitten 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 wo steckt mein Buch? • waar ligt, is mijn boek?〈 informeel〉 wo hast du gesteckt? • waar heb jij gezeten, uitgehangen?〈 informeel〉 wer steckt hinter der Sache? • wie zit daarachter?〈informeel; figuurlijk〉 in jemandem steckt etwas • er zit, steekt wat in iemandII 〈overgankelijk werkwoord; steeds zwak〉1 steken, stoppen ⇒ brengen, plaatsen, zetten♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 sich hinter eine Sache stecken • aan iets gaan staan, iets aanpakken -
110 süß
-
111 verehren
verehren♦voorbeelden:2 verehrte Anwesende! • geachte aanwezigen!〈 vaak ironisch〉 (mein) Verehrtester! • waarde vriend! -
112 wenn
3 al ⇒ ofschoon, hoewel 〈in verbinding met ‘auch, gleich, schon’〉♦voorbeelden:1 wenn möglich • zo, indien mogelijkwenn dem so ist, dann … • als dat zo is, dan …wenn nicht, dann nicht! • (als het niet kan,) dan maar niet!ich komme morgen, wenn nicht, rufe ich an • ik kom morgen, zo niet, dan bel ik2 (immer, jedes Mal) wenn er kommt • telkens wanneer, iedere keer dat hij komtauch wenn er mein Sohn ist • (ook) al is hij mijn zoon -
113 zerbersten
-
114 zerschlagen
См. также в других словарях:
mein — [mai̮n] <Possessivpronomen>: bezeichnet ein Besitz oder Zugehörigkeitsverhältnis der eigenen Person: mein Buch; meine Freunde; die Kleider meiner Schwestern. * * * mein I 〈Possessivpron., 1. Person Sg.〉 1. mir od. zu mir gehörend 2. 〈a. fig … Universal-Lexikon
Mein — may refer to: Mein clan, an ethnic group living along the Forcados River in Delta State, Nigeria Mein (noodles), a variety of Chinese noodles made from wheat Mein (song), a song by the band Deftones and System of a Down singer Serj Tankian Écoust … Wikipedia
Mein — ist der Familienname folgender Personen: Georg Mein (* 1970), Professor für Neuere deutsche Literaturwissenschaft an der Universität Luxemburg John Gordon Mein (1913–1968), Botschafter der Vereinigten Staaten Siehe auch: Main (Begriffsklärung)… … Deutsch Wikipedia
mein — ; mein Sohn, meine Tochter, mein Kind; mein Ein und [mein] Alles; vgl. 1dein und deine … Die deutsche Rechtschreibung
mein — Chinese wheat flour noodles (in lo mein, CHOW MEIN (Cf. chow mein), etc.), 1934, from Chinese, lit. wheat flour … Etymology dictionary
Mein — und Dein verwechseln (nicht unterscheiden können): es mit den Besitzverhältnissen nicht so genau nehmen, sich an fremdem Eigentum vergreifen. Das Possessivpronomen steht hier stellvertretend für den Besitz einer Person wie auch in dem Sprichwort… … Das Wörterbuch der Idiome
mein — Possessivpronomen der 1. Person Sg (ich); 1 wie ein Adj. verwendet, um auszudrücken, dass dem Sprecher etwas gehört oder dass er ein besonderes Verhältnis zu jemandem / etwas hat ≈ von mir: mein Bruder und meine Schwester; Ich finde meinen… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
mein — MEIN, Nom propre d homme, Menas Menae. Le mal sainct Mein, Leprae, Psorae. MEIN, La riviere qui passe à Francford, Moenus … Thresor de la langue françoyse
mein|y — mein|ie or mein|y «MAY nee», noun, plural mein|ies. 1. Scottish. a great number; multitude. 2. Obsolete. a body of feudal dependents or retainers; retinue; train: »They summon d up their meiny, straight took horse (Shakespeare) … Useful english dictionary
mein|ie — or mein|y «MAY nee», noun, plural mein|ies. 1. Scottish. a great number; multitude. 2. Obsolete. a body of feudal dependents or retainers; retinue; train: »They summon d up their meiny, straight took horse (Shakespeare) … Useful english dictionary
mein(e) — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Ich wusch mir das Gesicht. • Wo ist mein Mantel? … Deutsch Wörterbuch