-
1 meegaandheid
-
2 meegaandheid
уступчивость, податливость; сговорчивость* * *сущ.общ. податливость, сговорчивость, услужливость, уступчивость -
3 meegaandheid
n. compliance, tractability, manageability -
4 meegaandheid
• compliance• trackability -
5 meegaandheid
docilité, faiblesse de caractère, obéissance, souplesse -
6 facilité
facilité [faasielietee]〈v.〉3 handigheid ⇒ gave, vaardigheid4 neiging ⇒ hang, trek, geneigdheid♦voorbeelden:vivre dans la facilité • een gemakkelijk leventje leidenavoir une grande facilité pour apprendre • erg goed kunnen leren→ solution1. f2) gave, vaardigheid3) meegaandheid2. facilitésf pl1) middelen, mogelijkheden2) faciliteiten [handel] -
7 податливость
-
8 сговорчивость
ngener. gezeglijkheid, meegaandheid, toegeeflijkheid, toegefelijkheid, toegevendheid -
9 услужливость
ngener. behulp, gedienstigheid, behulpzaamheid, beminnelijkheid, bereidwilligheid, meegaandheid -
10 уступчивость
ngener. inschikkelijkheid, gedweeheid, meegaandheid, toegeeflijkheid, toegefelijkheid, toegevendheid -
11 compliance
n. gehoorzaamheid; onderworpenheid[ kəmplajjəns]♦voorbeelden:compliance with the law • naleving van de wet -
12 manageability
n. meegaandheid, handelbaarheid; vermogen iets te doen, te handelen -
13 tractability
n. handelbaarheid; volgzaamheid, meegaandheid, gezeglijkheid -
14 docilité
-
15 flexibilité
-
16 compliance
compliantiemeegaandheidvolgzaamheid -
17 trackability
aftastbekwaamheidmeegaandheid -
18 податливость
-
19 сговорчивость
ngener. gezeglijkheid, meegaandheid, toegeeflijkheid, toegefelijkheid, toegevendheid -
20 услужливость
ngener. behulp, gedienstigheid, behulpzaamheid, beminnelijkheid, bereidwilligheid, meegaandheid
Страницы
- 1
- 2