-
1 buigzaamheid
-
2 buigzaamheid
гибкость; послушание; податливость; покорность; покладистость; уступчивость, сговорчивость* * *сущ.1) общ. гибкость2) перен. податливость, покорность, послушание -
3 buigzaamheid
deBiegsamkeit f -
4 buigzaamheid
fleksibilidatDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > buigzaamheid
-
5 buigzaamheid
n. flexibility, pliability, elasticity -
6 buigzaamheid
• flexibility -
7 buigzaamheid
fleksibilidat -
8 fleksibilidat
buigzaamheid [F], lenigheid [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > fleksibilidat
-
9 fleksibilidat
buigzaamheid [F], lenigheid [F] -
10 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
11 suppleness
n. buigzaamheid, soepelheid[ suplnəs] -
12 гибкость
ngener. handigheid (Het plan illustreerde wederom de onvoorstelbare politieke handigheid van Roosevelt - Ýòèì ïôàíîì Ðóçâåôüò ñíîâà ïðîäåìîíñòðèðîâàô ñâîþ íåâåðîàòíóþ ïîôèòè÷åñêóþ ãèáêîñòü), buigzaamheid, flexibiliteit, lenigheid, plooibaarheid, soepelheid -
13 податливость
-
14 покорность
n1) gener. gedweeheid, onderwerping, onderworpenheid, resignatie, berusting (судьбе), deemoed, gehoorzaamheid, gelatenheid, gewilligheld, lijdzaamheid, makheid, nederigheid, onderdanigheid, overgaaf, overgave, tamheid2) liter. buigzaamheid -
15 послушание
n1) gener. volgzaamheid, zoetheid, gehoorzaamheid, gevolg, gewilligheld, gezeglijkheid, makheid, tamheid2) liter. buigzaamheid -
16 duck
n. eend; nul punten; lieverd; buigzaamheid--------v. buigen, zich bukkenduck1[ duk] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: voor 0.1 ook duck〉3 〈Brits-Engels; informeel〉 liefje ⇒ schatje, snoesje 〈voornamelijk als aanspreekvorm; ook in meervoud〉♦voorbeelden:¶ duck(s) and drake(s) • het keilen, het kiskassenplay ducks and drakes with/make ducks and drakes of • verkwanselentake to something like a duck to water • in z'n element zijnfunny old duck • vreemde snoeshaan〈 vulgair〉 (go) fuck a duck! • krijg (nou) de klere!————————duck21 buigen ⇒ (zich) bukken, wegduiken→ duck out duck out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
17 limber
adj. buigzaam, lenig--------n. buigzaamheid, lenigheid--------v. buigzaam maken, lenig worden; de spieren los makenlimber1[ limbə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————limber2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 pliancy
-
19 sinuosity
n. bocht; kronkel[ sinjoe▪ossətie] 〈meervoud: sinuosities〉 -
20 limberness
n. buigzaamheid; lenigheid
Страницы
- 1
- 2