-
81 матч
wedstrijd, match -
82 в какой мере?
prepos.gener. mate in welke match? -
83 в равной мере
prepos.gener. in gelijke match -
84 в широком масштабе
prepos.gener. in ruime matchRussisch-Nederlands Universal Dictionary > в широком масштабе
-
85 матч
ngener. wedstrijd, kampstrijd, match -
86 по мере того, как
prepos.gener. naar matchRussisch-Nederlands Universal Dictionary > по мере того, как
-
87 по мерке
prepos.gener. naar match, op maat -
88 состязание
ngener. strijd, concours, kampstrijd, match, prijskamp -
89 спокойно
advgener. nuchter, gerust, gemoedereerd, goedsmoeds, in koelen bioede, kalmpjes, koeltjes, met match -
90 умеренно
-
91 чрезмерно
adv1) gener. exorbitant, onmatig, boven match, buitenmate, tegen de klippen op2) colloq. schandelijk3) liter. boven de meet -
92 широко
advgener. ruim, in ruime match -
93 away
adj. buiten (buitenspel), er buiten--------adv. weg, ver weg; ergens andersaway1[ əwee] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 uit-♦voorbeelden:an away win • een gewonnen uitwedstrijd————————away2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 I'm only three miles away • ik ben maar vijf kilometer hier/daarvandaangive away • weggevengo away • weggaanput away • wegstoppenaway with it! • weg ermee! -
94 be on
7 op het programma staan ⇒ gegeven/vertoond/opgevoerd worden, op de radio/tv zijn♦voorbeelden:the match is on • de wedstrijd is bezigthe water's on again • er is weer waterbe on with something new • met iets nieuws bezig zijn2 ‘I want to put five pounds on Little Red Riding Hood’ ‘Right, Sir, you are on’ • ‘Ik wil vijf pond zetten op Roodkapje’ ‘Voor mekaar/u staat genoteerd, meneer’ 〈bij weddenschap; eigenlijk ‘u doet mee’〉it was well on into the night • het was al diep in de nacht5 that's not on! • dat doe je niet!7 what's on at the Plaza tonight? • wat draait er vanavond in de Plaza?¶ 〈 informeel〉 be on about something • 〈 algemeen〉 het hebben over iets; 〈 pejoratief〉 altijd maar zeuren over iets〈 informeel〉 be on at/to someone • iemand aan z'n kop/hoofd zeuren〈 informeel〉 be on to someone • even/eens praten met iemand; weten wat voor vlees men in de kuip heeft〈 informeel〉 be on to something • iets in de gaten/de smiezen hebbenII 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden: -
95 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
96 fear
n. angst; bedreiging; zorg, bangheid; bezorgdheid--------v. bang zijn; angstig zijn; zich zorgen maken; benauwd zijn; opzien tegenfear1[ fiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 without fear or favour • rechtvaardig, onpartijdigfor fear of • uit vrees datin fear and trembling • met angst en bevengo in fear of • bang zijn voor〈 informeel〉 no fear • beslist niet, geen sprake vanput the fear of God into someone • iemand goed bang maken————————fear2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, duchten2 vermoeden ⇒ een voorgevoel hebben van, vrezen♦voorbeelden: -
97 friendly
adj. vriendelijk; beleefd; vriendschappelijk; collegiaal; sociaal; bevriend[ fren(d)lie] 〈bijwoord: in a friendly manner; friendliness〉1 vriendelijk ⇒ welwillend, aardig2 vriendschappelijk ⇒ bevriend, gunstig gezind♦voorbeelden:friendly nations • bevriende natieshe accepted the advice in a friendly spirit • hij nam de raad goedmoedig ophe was never friendly to change • hij is nooit erg op verandering gesteld geweestJohn is very friendly with his neighbours • Jan gaat erg vriendschappelijk met zijn buren omthey had a row yesterday, but they're friendly again today • ze hadden gisteren ruzie, maar hebben het vandaag weer bijgelegd -
98 home game
-
99 like
adj. gelijken, gelijkenis; lijkt op; in de vorm van-; alsof (aan het einde van het woord)--------adv. ongeveer; zo'n, zo een--------conj. zoals--------n. gelijke, weerga; neiging; voorliefde; soort--------prep. als; zoals; lijkend op; overeenkomstig--------v. houden van; aardig vinden; willenlike1[ lajk]♦voorbeelden:I've never seen/heard the like • zo iets heb ik nog nooit meegemaakt/gehoordII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————like2♦voorbeelden:like quantities • gelijksoortige grootheden————————like3♦voorbeelden:if you like • zo u wilt, als je wiltII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden van ⇒ (prettig) vinden, (graag) willen♦voorbeelden:1 I'd like a beer • mag ik een pilsje?I like fish • ik hou van viswould you like a cup of tea? • wilt u een kopje thee?I don't like asking him • ik vraag het hem niet graagI'd like to do that • dat zou ik best willenhe likes fishing • hij vist graag〈 ironisch〉 I like that! • mooi is dat!how do you like my new car? • wat vind je van mijn nieuwe auto?how do you like your egg? • hoe wilt u uw ei?how do you like that! • wat zeg je me daarvan!————————like42 〈 voornamelijk aan het eind van de zin, om een onuitgesproken implicatie van de opmerking daarvoor te corrigeren of af te zwakken, in het laatste geval vaak gevolgd door but〉 hoor ⇒ wel4 〈 om aan te geven dat men moeite heeft om iets precies te omschrijven, of om het geschikte woord te vinden〉 nou ⇒ zoiets als♦voorbeelden:and then this guy came up to the counter like, and, like, hit the salesgirl right in the face • en toen kwam een kerel op de toonbank af, weet je, en, nou, sloeg de verkoopster recht in haar gezicht2 Liverpool were good yesterday. Not that I, like, saw the game, like • Liverpool heeft gisteren goed gespeeld. Niet dat ik nou de match gezien heb, hoorI wouldn't mind, like, it's just that/but I prefer not to • ik zou het best wel leuk vinden hoor, alleen/maar ik doe het liever niet3 ‘did you see John at the party?’ ‘no, was he there, like?’ • ‘heb je John op het feest gezien?’ ‘nee, was hij er dan?’4 it was … like … strange, you know • het was … nou … raar, weet jehe had … like … a hat on • hij had zoiets als een hoed op————————like5〈 voorzetsel〉1 als ⇒ zoals, gelijk aan♦voorbeelden:it is like John to forget it • typisch voor John om het te vergetenit looks like rain • er is regen op komstit looks like a good walk • het belooft een fe wandeling te wordenit's not like her • het is haar stijl nietI never saw anything like it • ik heb nog nooit zoiets meegemaaktlike that • zo, op die wijzejust like that • zo maar (even)he is like that • zo is hij nu eenmaalwhat is he like? • wat voor iemand is hij?what's it like outside? • wat voor weer is het?more like ten pounds than nine • eerder tien pond dan negenher hobbies, like reading and writing • haar hobby's, zoals lezen en schrijventhat's more like it • dat begint er op te lijkenthere's nothing like a holiday • er gaat niets boven een vakantiesomething like five days • om en nabij vijf dagenthis is something like a car • dit is nog eens een autobe like that with • op goede voet staan met————————like6〈 voegwoord〉♦voorbeelden:he left early like usual • hij vertrok vroeg zoals gewoonlijkI want a dress like Mary has • ik wil zo'n jurk als Mary heeftit was like in the old days • het was zoals vroeger -
100 needle
n. naald--------v. naaien; prikken; pesten, plagenneedle1[ nie:dl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 naald ⇒ breinaald; haaknaald; borduurnaald; magneetnaald; injectienaald; grammofoonnaald; dennennaald♦voorbeelden:————————needle2〈 werkwoord〉1 naaien ⇒ een naald halen door, (door)prikken
См. также в других словарях:
match — [ matʃ ] n. m. • 1819, rare av. 1850; mot angl. ♦ Compétition sportive entre deux ou plusieurs concurrents, deux ou plusieurs équipes. Des matchs ou des matches. Match France Angleterre de football. Match amical. ⇒ derby, 1. rencontre. Match… … Encyclopédie Universelle
Match — Match, n. [OE. macche, AS. gem[ae]cca; akin to gemaca, and to OS. gimako, OHG. gimah fitting, suitable, convenient, Icel. mark suitable, maki mate, Sw. make, Dan. mage; all from the root of E. make, v. See {Make} mate, and {Make}, v., and cf.… … The Collaborative International Dictionary of English
Match — (von altenglisch: maccun = „machen“: so viel wie: „Wettkampf“; auch: „Streichholz“) steht für: Satz (Sport), den Abschnitt eines Spiels Das Match, eine österreichische Fernsehshow Der Match, eine Schweizer Fernseh Dokusoap Miss Match, eine US… … Deutsch Wikipedia
Match — Match, v. t. [imp. & p. p. {Matched}; p. pr. & vb. n. {Matching}.] 1. To be a mate or match for; to be able to complete with; to rival successfully; to equal. [1913 Webster] No settled senses of the world can match The pleasure of that madness.… … The Collaborative International Dictionary of English
Match II — Match III Sire Tantieme Grandsire Deux Pour Cent Dam Relance Damsire Relic Sex Stallion Foaled … Wikipedia
Match — [mɛtʃ̮], das; [e]s, s: sportlicher Wettkampf in Form eines Spiels: ein spannendes Match; die Tennisspieler lieferten sich ein hartes Match. Syn.: ↑ Partie. Zus.: Tennismatch, Tischtennismatch. * * * Match 〈[ mæ̣tʃ] n.15 od. 11 oder m. 1 oder… … Universal-Lexikon
match — match1 [mach] n. [ME macche < OFr mesche, wick of a candle, match < VL * micca, prob. altered (by assoc. with muccare, to snuff a candle, orig., to blow one s nose < L mucus, MUCUS) < L myxa < Gr, lamp wick, lit., nasal discharge,… … English World dictionary
Match — Sn erw. fach. (20. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus ne. match, einer Substantivierung von ne. match abgleichen, vereinigen, gleich stark sein , zu ne. match Teil eines Paares, Gleichartiges , aus ae. gemæcca m./f. Gemahl(in), Teil eines Paares,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Match — (m[a^]ch), n. [OE. macche, F. m[ e]che, F. m[ e]che, fr. L. myxa a lamp nozzle, Gr. my xa mucus, nostril, a lamp nozzle. Cf. {Mucus}.] Anything used for catching and retaining or communicating fire, made of some substance which takes fire readily … The Collaborative International Dictionary of English
Match — Match, v. i. 1. To be united in marriage; to mate. [1913 Webster] I hold it a sin to match in my kindred. Shak. [1913 Webster] Let tigers match with hinds, and wolves with sheep. Dryden. [1913 Webster] 2. To be of equal, or similar, size, figure … The Collaborative International Dictionary of English
match — s.m.inv. ES ingl. {{wmetafile0}} TS sport 1. gara, incontro, partita: un match molto combattuto, aggiudicarsi, perdere il match, il match si è concluso alla terza ripresa per knock out tecnico Sinonimi: 1incontro, 1partita. 2. nell ippica, corsa… … Dizionario italiano