Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

make-shift

Толкование Перевод

1 make-shift

make-shift

1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 voorlopig ⇒ tijdelijk, nood-

2 〈 zelfstandig naamwoord〉 tijdelijke vervanging ⇒ noodoplossing

English-Dutch dictionary > make-shift
2 make shift

zich behelpen

make shift

zich behelpen, zichzelf zien te redden

English-Dutch dictionary > make shift
3 make-shift

hulpmiddel

provisorisch

English-Dutch technical dictionary > make-shift
4 make shift without

make shift without

het stellen zonder

English-Dutch dictionary > make shift without
5 shift

n. werkploeg; ; beweging; verschuiving; verandering; verwisseling; (het) overbrengen; verhuizing; list
--------
v. verschuiven, verplaatsen; verwisselen

shift¹

[ sjift] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 verschuiving ⇒ verandering; 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 verhuizing

2 ploeg 〈 werklieden〉

3 werktijd ⇒ arbeidsduur

4 redmiddel ⇒ hulpmiddel

5 hemdjurk

♦voorbeelden:

¶ make shift • zich behelpen, zichzelf zien te redden

     make shift without • het stellen zonder

————————

shift²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 van plaats veranderen ⇒ zich verplaatsen, schuiven

2 wisselen ⇒ veranderen

3 zich redden ⇒ zich behelpen, het klaarspelen

♦voorbeelden:

1   shifting sands • drijfzand

2   the scene shifts • de achtergrond van het verhaal verandert

3   shift for oneself • het zelf klaarspelen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verplaatsen ⇒ verschuiven, verzetten

2 verwisselen ⇒ verruilen, veranderen; 〈 Amerikaans-Engels〉 schakelen 〈 versnelling〉

♦voorbeelden:

1   shift the blame onto • de schuld schuiven op

     shift the helm • het roer omgooien

2   shift one's ground • plotseling een ander standpunt innemen

English-Dutch dictionary > shift
6 ground

adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld
--------
n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis
--------
v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aarden

ground¹

[ graund]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 terrein 〈 voornamelijk in samenstellingen〉

2 grond ⇒ reden, basis 〈 van handeling, redenering〉

3 grondlaag ⇒ ondergrond

4 〈 Brits-Engels〉 vloer

♦voorbeelden:

2   on religious grounds • uit godsdienstige overwegingen

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈Amerikaans-Engels; elektriciteit〉

1 aarde ⇒ aardleiding

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 vaak the〉 grond ⇒ aarde, bodem 〈 ook figuurlijk〉

2 zeebodem ⇒ rivierbodem

3 gebied 〈 voornamelijk figuurlijk〉 ⇒ grondgebied, afstand

♦voorbeelden:

1   bring something to the ground • iets te gronde richten

     fall to the ground • falen, in duigen vallen

     go to ground • zich in een hol verschuilen 〈 van dier〉; onderduiken 〈 van persoon〉

     touch ground • vaste grond onder de voeten krijgen

     run oneself into the ground • zich uitputten

     get off the ground • van de grond/op gang komen

2   run to ground • aan de grond raken 〈 van schip〉

3   break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichten

     cover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijken

     gain/make ground • veld winnen; erop vooruit gaan

     give/lose ground • terrein verliezen, wijken

     hold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houden

     shift one's ground • van argument/mening veranderen

¶ cut the ground from under someone's feet • iemand het gras voor de voeten wegmaaien

     feel the ground • poolshoogte nemen

     it suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pas

→ common common/, familiar familiar/, firm firm/, fresh fresh/, solid solid/

IV 〈 meervoud〉

1 gronden ⇒ domein, park 〈 rondom gebouw〉

2 bezinksel ⇒ koffiedik

♦voorbeelden:

1   a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven

————————

ground²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 op de grond terecht komen ⇒ de grond raken

2 〈 scheepvaart〉 aan de grond lopen ⇒ stranden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen

2 〈 voornamelijk passief〉 onderleggen ⇒ voorbereiden, toerusten

3 aan de grond houden 〈 vliegtuig, vliegenier〉

4 laten stranden 〈 schip〉

5 〈Amerikaans-Engels; elektriciteit〉 aarden ⇒ van een aardleiding voorzien

♦voorbeelden:

2   be well grounded in Latin • een goede kennis van het Latijn hebben

3   the planes have been grounded by the fog • de vliegtuigen moeten door mist aan de grond blijven

————————

ground³

〈 verleden tijd en voltooid deelwoord〉

→ grind grind/

English-Dutch dictionary > ground

См. также в других словарях:

make shift — ► make shift dated manage or contrive to do something. Main Entry: ↑shift … English terms dictionary
make|shift|y — «MAYK SHIHF tee», adjective. = makeshift. (Cf. ↑makeshift) … Useful english dictionary
make|shift — «MAYK SHIHFT», noun, adjective. –n. something made to use for a time instead of the right thing; temporary substitute: »When the electric lights went out, we used candles as a makeshift. Spools and buttons were the child s makeshifts for toys.… … Useful english dictionary
make shift — make do, manage to the best of one s ability … English contemporary dictionary
make shift — dated manage or contrive to do something. → shift … English new terms dictionary
To make shift — make make, v. t. [imp. & p. p. {made} (m[=a]d); p. pr. & vb. n. {making}.] [OE. maken, makien, AS. macian; akin to OS. mak?n, OFries. makia, D. maken, G. machen, OHG. mahh?n to join, fit, prepare, make, Dan. mage. Cf. {Match} an equal.] 1. To… … The Collaborative International Dictionary of English
To make shift — Shift Shift, n. [Cf. Icel. skipti. See {Shift}, v. t.] 1. The act of shifting. Specifically: (a) The act of putting one thing in the place of another, or of changing the place of a thing; change; substitution. [1913 Webster] My going to Oxford… … The Collaborative International Dictionary of English
make shift — phrasal to manage with difficulty … New Collegiate Dictionary
make shift — phrasal : to try to get along or succeed under difficulties or with inferior means * * * do what one wants to do in spite of not having ideal conditions … Useful english dictionary
make·shift — /ˈmeıkˌʃıft/ adj : used as a usually rough and temporary replacement for something A large box served as a makeshift table … Useful english dictionary
shift — shift; shift·abil·i·ty; shift·able; shift·er; shift·ful; shift·i·ly; shift·i·ness; shift·less; shift·man; make·shift; blue·shift·ed; make·shift·ness; shift·less·ly; shift·less·ness; … English syllables

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

make-shift

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

make-shift

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: