-
1 luchtstroom
-
2 luchtstroom
-
3 luchtstroom
-
4 luchtstroom
n. air blast -
5 luchtstroom
• air flow• air stream• stream of air -
6 air stream
luchtstroom -
7 air flow
luchtstroom -
8 air stream
luchtstroom -
9 stream of air
luchtstroom -
10 airflow
-
11 draught
-
12 souffle
souffle [soefl]〈m.〉2 inspiratie ⇒ bezieling, kracht6 drukgolf♦voorbeelden:avoir le souffle court • kortademig zijncouper le souffle • de adem benemen; paf doen staanmanquer de souffle • kortademig zijnperdre le souffle • buiten adem rakenêtre à bout de souffle • buiten adem zijnd' un seul souffle • in één ademon le renverserait d' un souffle • je blaast hem zo omverapporter un second souffle à qc. • iets nieuw leven inblazenm1) adem2) inspiratie3) zuchtje [wind]4) geruis [medisch] -
13 воздушное течение
adjgener. luchtstroomRussisch-Nederlands Universal Dictionary > воздушное течение
-
14 a cold current of air
-
15 blast
interj. loop naar de maan!--------n. rukwind, luchtdruk; explosie--------v. ontploffing; vloekenblast1[ bla:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:blast! • verdorie/verdraaid————————blast2〈 werkwoord〉1 opblazen ⇒ doen exploderen, bombarderen2 vernietigen ⇒ verijdelen, ruïneren♦voorbeelden:4 blast him! • laat hem naar de maan lopen!→ blast off blast off/ -
16 current
adj. lopend, aktueel; tegenwoordig; aanwezig--------n. stroom; gang, set (schaken); proces; tendens, richtingcurrent1[ kurrənt]3 loop ⇒ gang, tendens♦voorbeelden:♦voorbeelden:direct current • gelijkstroom————————current21 huidig ⇒ actueel, lopend2 gangbaar ⇒ geldend, heersend♦voorbeelden:1 the current issue of Time • het laatste/nieuwste nummer van Time〈 economie〉 current cost • nieuwwaarde, vervangingswaarde -
17 drafty
-
18 wind
n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging--------n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets--------v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen--------v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademenwind1[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ (om)wenteling, draai————————wind21 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind♦voorbeelden:fair wind • gunstige windfling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen(sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand♦voorbeelden:〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zittenget one's second wind • er weer tegenaan kunnen♦voorbeelden:¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op————————wind3♦voorbeelden:————————wind4♦voorbeelden:1 winden ⇒ spoelen, draaien♦voorbeelden:1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen♦voorbeelden:wind back • terugspoelenwind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉————————wind5 -
19 anabatic
adj. versterkt (in meteorologie-bij een luchtstroom) -
20 detrainment
n. het uit de trein stappen; de handeling waarbij men uit de trein stapt; handeling die er toe leidt uit de trein te stappen; (Meterologie) verplaatsing van lucht uit een gesystematiseerde luchtstroom naar een insluitende atmosfeer
Страницы
- 1
- 2