-
1 open up
opengaan, zich openen, loskomen, vrijuit sprekenopen up♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 bring out
uiten; bekend maken; tonenbring out3 duidelijk doen uitkomen ⇒ releveren, expliciteren4 vrijer laten spreken/handelen ⇒ doen loskomen, ontdooien5 het werk laten neerleggen ⇒ doen staken, in staking laten gaan♦voorbeelden:5 the shop-stewards brought out the steelworkers • de vakbondsvertegenwoordigers hebben de metaalarbeiders het werk laten neerleggen¶ excitement brings him out in a rash • als hij opgewonden is, krijgt hij uitslag -
3 come loose
-
4 come off
gebeuren; eindigencome off5 uit productie/roulatie genomen worden 〈 van film, toneelstuk〉♦voorbeelden:6 this paint comes off • deze verf laat los/bladdert afII 〈werkwoord + voorzetsel〉1 afkomen van ⇒ loslaten, verlaten♦voorbeelden:has this button come off your coat? • komt deze knoop van jouw jas af?Britain came off the gold standard in 1931 • in 1931 verliet Engeland de gouden standaard -
5 come out of one's shell
-
6 come unstuck
uiteenvallen (bv. "Het was zo ongelukkig, hun huwelijk werd verbroken na slechts anderhalf jaar")loskomen, losgaan -
7 come
v. komen; aankomen; tot een oplossing komen; eindigen, tot bevrediging komencome1————————come21 komen ⇒ naderen, nader(bij) komen3 beschikbaar zijn ⇒ verkrijgbaar zijn, aangeboden/geproduceerd worden5 meegaan6 gebeuren7 staan ⇒ komen, gaan8 zijn9 beginnen ⇒ gaan, worden♦voorbeelden:the time will come when … • er komt een tijd dat …in the years to come • in de komende jarenshe came running • ze kwam aangerendcome aboard • aan boord komenthe train is coming • de trein komt eraanI'm coming! • ik kom eraan!〈 spreekwoord〉 first come, first served • die eerst komt, eerst maalt5 are you coming? • kom je mee?(now that I) come to think of it • nu ik eraan denk〈 informeel〉 how come? • hoe komt dat?, waarom?it comes rather easy • het is nogal gemakkelijkcome loose • loskomen, losgaanit has come to be used wrongly • men is het verkeerd gaan gebruikencome to believe • tot de overtuiging komencome to know someone better • iemand beter leren kennenthe life to come • het leven in het hiernamaalsshe doesn't know whether she is coming or going • ze is de kluts kwijtcome home to roost • zich keren tegen (de aanstichter), zich wrekencome now! • kom, kom!, zachtjes aan!come home to someone • tot iemand doordringencome near to tears • bijna in tranen uitbarstencome together • het eens worden, een geschil bijleggencome near doing something • iets bijna doen→ come about come about/, come across come across/, come after come after/, come again come again/, come along come along/, come apart come apart/, come around come around/, come at come at/, come away come away/, come back come back/, come before come before/, come between come between/, come by come by/, come down come down/, come for come for/, come forward come forward/, come from come from/, come in come in/, come into come into/, come of come of/, come off come off/, come on come on/, come out come out/, come over come over/, come round come round/, come through come through/, come to come to/, come under come under/, come up come up/, come upon come upon/ -
8 expand
v. uitbreiden, groeien; groter worden[ ikspænd]1 opengaan ⇒ zich ontplooien/ontvouwen4 zich uitbreiden ⇒ zich ontwikkelen, uitgroeien♦voorbeelden:2 the girl did not expand soon in her new surroundings • het meisje kwam niet gauw los in haar nieuwe omgevingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreiden ⇒ ontplooien, ontvouwen♦voorbeelden: -
9 shell
n. schelp; schild, schil; omhulsel (ook in computers); bescherming, pantsering; huls; projektiel, granaat; kogel; (in computers) omhulsel--------v. schillen, doppen, pellen, ontbolsteren; beschieten; dokken,schuiven, schokkenshell1[ sjel]1 〈 benaming voor〉 hard omhulsel ⇒ schelp; slakkenhuis; dop, schaal; schulp; rugschild, dekschild; cocon♦voorbeelden:1 come out of one's shell • loskomen, ontdooiengo/retire into one's shell • in zijn schulp kruipen————————shell2〈 werkwoord〉1 van zijn schil ontdoen ⇒ schillen, doppen, pellen2 beschieten ⇒ onder vuur nemen, bombarderen→ shell out shell out/ -
10 unsettle
v. doen wankelen; op losse schroeven zetten; van streek maken[ unsetl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 this kind of food always unsettles my stomach • dit soort voedsel maakt mijn maag altijd van streek -
11 unstuck
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский