-
1 lichtstraal
-
2 lichtstraal
2 [figuurlijk] ray of light/sunshine -
3 lichtstraal
-
4 lichtstraal
n. scintilla -
5 lichtstraal
• beam of light• light beam• light ray -
6 beam of light
lichtstraal -
7 light ray
lichtstraal -
8 chink
n. spleet, kier, opening; iemands zwakke plek, achilleshiel; geklingel, gerinkel (v. geld); spleetoog (chinees)(slang)chink1[ tsjingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 spleet ⇒ opening, gat♦voorbeelden:he watched them through a chink in the wall • hij zag hen door een spleet in de muur————————chink2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 проблеск
schijnsel, lichtstraal -
10 лучи света
ngener. lichtstraal -
11 a chink of light
-
12 beam
n. lichtstraal; radiogolfl; brede lach; horizontale balk gebruikt in de bouw; evenwichtsbalk, houten balk gebruikt in de gymnastiek waarop oefeningen gedaan worden; volle breedte van een boot--------v. stralen (van blijdschap); stralen; uitstralenbeam1[ bie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 balk2 boom ⇒ disselboom; ketting/weversboom; ploegboom4 waagbalk9 stralende blik/glimlach♦voorbeelden:be off (the) beam • 〈 informeel〉ernaast zitten, het fout hebbenbe on the beam • 〈 informeel〉op het goede spoor zitten, het juist hebben→ broad broad/————————beam2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 shaft
n. schacht; spies; straal (v. licht); steel; (drijf)as; mijnschacht; (lift)koker--------v. doen bewegen door stuk houtshaft1[ sja:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 lichtstraal/bundel ⇒ bliksemstraal, lichtflits♦voorbeelden:give someone the shaft • iemand te grazen nemen————————shaft2〈 werkwoord〉 〈Amerikaans-Engels; slang〉 -
14 Laser beam
laserstraal (geconcentreerde lichtstraal met een hoog energieniveau) -
15 colorful spectrum
kleurrijk beeld (een strook van kleuren die zich splitsen in een lichtstraal) -
16 his sunshine
de lichtstraal van zijn leven -
17 light at the end of the tunnel
het licht aan het eind van de tunnel (een lichtstraal in het donker,hoop) -
18 light beam
lichtbundel (lichtstraal) -
19 retractive index
brekingsindex (eigenschap die verandering van brekingshoek ten opzichte van invallende hoek van lichtstraal op bepaald materiaal aanduidt) -
20 trait
trait1 [tre]〈m.〉3 steek ⇒ sneer, rake opmerking4 staaltje ⇒ daad, inval♦voorbeelden:trait pour trait • zeer nauwkeurig, preciestrait d'esprit • geestige, gevatte opmerkingtrait de génie • geniale inval, geniaal ideetrait carré • loodlijnboire à longs, à grands traits • met grote slokken, gulzig drinkenavoir trait à • betrekking hebben opboire d' un (seul) trait • in een teug (leeg)drinken〈 figuurlijk〉 faire qc. d' un trait • iets achter elkaar, in één ruk door doenpartir comme un trait • er als een pijl uit de boog vandoor gaan————————trait2 [tre]〈 werkwoord〉 → traire1. m1) teug, slok2) pijl3) lijn, streep4) kenmerk, eigenschap6) daad, staaltje2. traitsm pl
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Dutch clipper — While the majority of the clipper ships sailed under British and American flags, more than a hundred clippers were built in the Netherlands. They were medium clippers rather than the larger extreme clipper. At an exhibition in Amsterdam in 1852… … Wikipedia