-
1 kundigheid
2 [kennis] knowledge♦voorbeelden: -
2 kundigheid
-
3 kundigheid
способность; знания; познания* * *сущ.общ. знания, осведомлённость, познания, учёность -
4 kundigheid
n. ability, attainment -
5 kundigheid
• skill -
6 kundigheid
förmåga -
7 kundigheid
skill, ability, proficiency, know-how -
8 kundigheid
aptitude -
9 grote kundigheid
grote kundigheidVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > grote kundigheid
-
10 skill
kundigheid, kunsie, kuns, bekwaamheid, vaardigheid -
11 знания
ngener. kunde, kundigheid -
12 осведомлённость
ngener. bedrevenheid, kundigheid, medeweten, voorkennis, voorweten -
13 познания
ngener. kunde, kundigheid -
14 учёность
ngener. geleerdheid, kundigheid, wijsheid -
15 attainment
n. prestatie; talent[ əteenmənt]♦voorbeelden:2 the attainment of social status was her life ambition • op sociale status was heel haar leven gericht -
16 competence
n. kapaciteit, vermogen (hebben); in staat zijn (om)1 (vak)bekwaamheid ⇒ vaardigheid, (des)kundigheid♦voorbeelden: -
17 familiarity
n. kundigheid; bekendheid; verwantschap; openheid, onofficieel gedrag; te familiaar zijn[ fəmillie▪ærətie] 〈meervoud: familiarities〉♦voorbeelden: -
18 literary
adj. literair; literaire kundigheid; liefhebber van literatuur; van de literatuur[ litrərie]♦voorbeelden:2 literary man • geletterd man, letterkundige -
19 talent
-
20 knowledgeableness
n. kundigheid, knapheid, goed ingelicht zijn, goed op de hoogte zijn
Страницы
- 1
- 2