-
61 Mehrkosten
-
62 Nebenkosten
-
63 Pauschalgebühr
-
64 Spesen
-
65 Stückkosten
-
66 Unterhaltskosten
-
67 Werbungskosten
-
68 an nichts sparen
an nichts sparenhet aan niets laten ontbreken, op geen kosten kijken -
69 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
70 auf Geschäftskosten
auf Geschäftskosten -
71 aufschlagen
aufschlagen6 〈 sport en spel〉serveren, opslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:5 ein Lager, Zelt aufschlagen • een kamp, tent opslaan -
72 durchfressen
-
73 durchfuttern
-
74 jemanden in Unkosten stürzen
jemanden in Unkosten stürzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden in Unkosten stürzen
-
75 kommen
kommen4 komen uit, stammen van5 horen, thuishoren♦voorbeelden:Katzen kommen immer auf die Füße zu stehen • katten komen altijd op hun poten terechtauf die Politik kommen • het gesprek op de politiek brengenwie kommt er auf diesen Verdacht? • hoe komt hij bij zo een verdenking?ist er durch die Prüfung gekommen? • is hij voor het examen geslaagd?in die sechzig kommen • tegen de zestig lopennach Hause kommen • thuiskomenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!Südtirol kam zu Italien • Zuid-Tirol kwam aan, bij Italiëzum Ende kommen • ten einde lopen〈 spreekwoord〉 wer zuerst kommt, mahlt zuerst • die het eerst komt, het eerst maalt〈 spreekwoord〉 wer nicht kommt zur rechten Zeit, der bekommt, was übrig bleibt • wie niet past op zijn tijd, die is zijn maaltijd kwijtmir kam die Lust zu singen • ik kreeg lust om te gaan zingender Motor kommt sofort • de motor slaat direct aanihr kamen die Tränen • tranen schoten in haar ogenwarte, es kommt noch besser! • wacht (maar), 't wordt nog gekker!mag kommen, was da will, (es) komme, was da wolle • er gebeure, wat wilder Brief kommt und kommt nicht • de brief komt maar nietdamit dürfen Sie mir nicht kommen! • daarmee hoeft u bij mij niet aan te komen!das kommt mir gerade recht! • (a) dat past mij uitstekend!; (b) dat gebeurt net op het goede moment!〈 informeel〉 komm mir nicht so! • probeer dat foefje niet met mij!im Kommen sein • in opkomst zijndie Neuigkeit kam rasch unter die Studenten • het nieuwtje raakte vlug bekend onder de studentenums Leben kommen • om het leven komen5 die Vase kommt auf die Fensterbank • de vaas hoort, komt op de vensterbankwie teuer kommt das? • hoe duur wordt dat? -
76 kostengünstig
kostengünstig -
77 kostenpflichtig
-
78 pauschalieren
pauschalieren -
79 scheuen
scheuen1 schichtig, schuw wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schuwen, schromen, vrezen ⇒ terugschrikken voor♦voorbeelden:1 keine Mühe, Unkosten scheuen • geen moeite, kosten sparen, ontzien1 terugschrikken voor, opzien tegen♦voorbeelden:1 sich vor nichts und niemand(em) scheuen • voor, van niets en niemand bang zijn -
80 sich auf 200 Mark stellen
sich auf 200 Mark stellen200 mark kosten, op 200 mark komenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich auf 200 Mark stellen
См. также в других словарях:
Kösten — Stadt Lichtenfels (Oberfranken) Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Kosten — Kosten: Zu dem unter 1↑ kosten »wert sein« genannten Verb vlat. *costare »zu stehen kommen, kosten« gehört als Substantivbildung mlat. costa »Aufwand an Geldmitteln; Wert, Preis«, auf dem mhd. kost‹e› »Wert, Preis; Geldmittel, Aufwand, Ausgaben«… … Das Herkunftswörterbuch
kosten — ¹kosten abschmecken, begutachten, eine Kostprobe nehmen, probieren, prüfen, versuchen; (bes. österr.): verkosten; (bes. schweiz.): degustieren; (österr. ugs.): gustieren. ²kosten a) ausmachen, sich belaufen auf, betragen, sich beziffern, einen… … Das Wörterbuch der Synonyme
kosten — V. (Grundstufe) einen bestimmten Preis haben Beispiele: Wie viel kostet ein Kilo Kartoffeln? Sein neues Haus kostete zwei Millionen Euro. kosten V. (Mittelstufe) etw. auf seinen Geschmack prüfen Synonyme: probieren, versuchen Beispiele: Willst du … Extremes Deutsch
Kosten — may refer to: *Kościan, in Poland *Kosten, Bulgaria, a village in Sungurlare municipality, Burgas Province *Kosteno, Greece … Wikipedia
Kosten — ¹kosten abschmecken, begutachten, eine Kostprobe nehmen, probieren, prüfen, versuchen; (bes. österr.): verkosten; (bes. schweiz.): degustieren; (österr. ugs.): gustieren. ²kosten a) ausmachen, sich belaufen auf, betragen, sich beziffern, einen… … Das Wörterbuch der Synonyme
Kosten — Spl std. (13. Jh.), mhd. koste m./f., spahd. kosta f., Aufwand, Preis, Wert Entlehnung. Entlehnt aus spätem, aber auch durch die romanischen Sprachen vorausgesetztem früh rom. * costus m., * costa f. Aufwand zu l. constāre zu stehen kommen .… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Kosten — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Gebühr • verlangen • nehmen • berechnen • Preis • … Deutsch Wörterbuch
Kosten [1] — Kosten (lat. Impensae [s.d.], wenn die Verwendung in die Sache selbst, Expensae, wenn sie nur zum Zwecke derselben geschehen sind), der Aufwand für eine Sache, s.u. Accession. Die Pflicht zur Tragung der K. hängt von dem Rechtsverhältniß ab, bei… … Pierer's Universal-Lexikon
Kosten [2] — Kosten, 1) Kreis des Regierungsbezirks u. der preußischen Provinz Posen; 21, 2: QM., 54,400 Ew.; 2) Kreisstadt darin, an der Obra u. Großglogau Posener Eisenbahn; Leinweberei, Zwangs u. Besserungsanstalt, 2 Klöster: 2960 Ew. Dabei Fundort… … Pierer's Universal-Lexikon
Kosten — Kosten, Kreisstadt im preuß. Regbez. Posen, an der Obra, Knotenpunkt der Staatsbahnlinien Breslau Posen und K. Opalenitza sowie der Kleinbahn K. Gostyn, hat eine evangelische und 2 kath. Kirchen, Synagoge, Provinzialirren und Idiotenanstalt in… … Meyers Großes Konversations-Lexikon