-
1 gag
n. prop in de mond; grap--------v. iemand de mond snoeren; kokhalzen; verslikken; grappengag1[ gæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————gag2〈 gagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 medicijnen, geneeskunde〉van prop/klem voorzien -
2 retch
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский