-
1 kapje
-
2 kapje
n. cap, hat -
3 het kapje van het brood
het kapje van het broodVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het kapje van het brood
-
4 kap
2 [capuchon; ook van monnikspij] hood3 [bedekking] hood 〈 auto, kinderwagen〉; 〈 motorkap van auto〉 bonnet, Ahood; coping 〈 van muur〉; gauntlet 〈 van handschoen〉♦voorbeelden:de kap van een huis • roof timbersde kap van een molen • the cap of a windmilleen auto met open kap • an open-topped carmet openschuivende kap • with a sliding roofeen auto met vaste/opvouwbare kap • a car with a fixed/folding rooftwee (huizen) onder één kap • two semi-detached houses; 〈 met betrekking tot tot één huis〉 a semi-detached house
См. также в других словарях:
kap|pie — «KAH pee», noun. a cloth bonnet worn for protection against the sun in South Africa. Also, kapje. ╂[< Afrikaans kappie < Dutch kapje cap] … Useful english dictionary
kappie — ˈkapē, ˈkäpē noun ( s) Etymology: Afrikaans, from Dutch kapje small cap, diminutive of kap cap, from Middle Dutch cappe, from Late Latin cappa head covering more at cap Africa … Useful english dictionary
kap|je — «KAHP yuh», noun. = kappie. (Cf. ↑kappie) ╂[< Dutch kapje] … Useful english dictionary