-
41 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
42 handtastelijkheid
-
43 hearing
-
44 hoofdelijk
♦voorbeelden:hoofdelijke verdeling • partage par tête -
45 huisarrest
♦voorbeelden: -
46 in deze
in deze -
47 instaan
2 [+ voor][Algemeen Zuid-Nederlands][verantwoordelijk zijn (voor)] être responsable (de)♦voorbeelden: -
48 invrijheidstelling
♦voorbeelden: -
49 kamer
2 [woon- of eetkamer] (salle <v.> de) séjour 〈m.〉5 [afdeling van een wetgevend lichaam] Chambre♦voorbeelden:het kleinste kamertje • le petit coineen keurig nette kamer • une pièce propre et bien rangéeeen zonnige kamer • une pièce ensoleilléehij liep de kamer uit • il est sorti de la piècekamer honderd • le petit coineen gemeubileerde kamer • une chambre meubléede kamers doen • faire les chambreszijn kamer houden • garder la chambreop zijn kamer • dans sa chambrehij woont op kamers • il habite une chambre (garnie)beide kamers • les deux Chambresde Eerste Kamer • le Sénat -
50 klagen
1 [iets onaangenaams te kennen geven] se plaindre (de)2 [juridisch] porter plainte (contre)♦voorbeelden: -
51 klager
klager, klaagster -
52 laster
♦voorbeelden: -
53 lijfstraf
-
54 loslating
-
55 meester
♦voorbeelden:1 zich meester maken van iets • s'emparer de qc.een brand meester worden • maîtriser un incendiezichzelf weer meester worden • se ressaisiriets meester zijn • 〈 bedwongen hebben, situatie e.d.〉 dominer qc.; 〈gevoelens e.d.〉 maîtriser qc.; 〈 heel goed kennen〉 posséder qc.zichzelf niet meer meester zijn • avoir perdu le contrôle de soizij is een meester op het elektronisch orgel • elle est virtuose sur un orgue électronique -
56 misleidende reclame
misleidende reclame————————misleidende reclame -
57 mondig
-
58 neerleggen
1 [algemeen]poser (qc.) ⇒ 〈 in horizontale positie〉coucher (qc., qn.)2 [afstand doen van; ook juridisch] déposer3 [doden] descendre♦voorbeelden:iemands bevelen naast zich neerleggen • braver les ordres de qn.ik heb de sleutels op de tafel neergelegd • j'ai mis les clés sur la tableik heb tien gulden moeten neerleggen • j'ai dû allonger dix florinsclausule, neergelegd in een contract • clause couchée dans un contratII 〈wederkerend werkwoord; zich neerleggen〉1 [+ bij][berusten] se résigner (à qc.)♦voorbeelden: -
59 niet erkennen
-
60 nietig
См. также в других словарях:
Juridisch — (v. lat.), den Rechten gemäß, rechtskräftig … Pierer's Universal-Lexikon
Jurīdisch — (lat.), der Rechtswissenschaft gemäß, oft gleichbedeutend mit juristisch gebraucht … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Juridisch — Jurīdisch, juridĭce (lat.), der Rechtswissenschaft gemäß, rechtskräftig; auch s.v.w. juristisch … Kleines Konversations-Lexikon
Juridisch — Jurīdisch, S. Juristisch … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
juridisch — juridisch:⇨rechtlich(1) … Das Wörterbuch der Synonyme
Juridisch — Der Begriff juridisch wird in der deutschen Wissenschaftssprache, insbesondere der Rechtsphilosophen und Ethiker, vom Begriff juristisch unterschieden. Juristisch bedeutet die Ausbildung und Berufsausübung der Juristen und die Anwendung der… … Deutsch Wikipedia
Juridisch-Politischer Leseverein — Der 1841 gegründete Juridisch Politische Leseverein war eine Vereinigung von Beamten, Juristen und Professoren in Wien. Die Mitglieder betrachteten den Leseverein als Diskussionsforum der liberalen gebildeten zweiten Gesellschaft und suchten im… … Deutsch Wikipedia
juridisch — ju|ri|disch 〈Adj.; veraltet; noch österr.〉 der Rechtswissenschaft entsprechend, juristisch [<lat. iuridicus „das Recht handhabend, gerichtlich“ <lat. ius „Recht“ + dicere „sagen, sprechen“] * * * ju|ri|disch <Adj.> [lat. iuridicus, zu … Universal-Lexikon
juridisch — ju·ri̲·disch Adj; nur attr od adv, ohne Steigerung, (A) ≈ ↑juristisch (1) … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
juridisch — ju|ri|disch 〈Adj.; veraltet; noch österr.〉 der Rechtswissenschaft entsprechend, juristisch [Etym.: <lat. iuridicus »das Recht handhabend, gerichtlich« <ius, Gen. iuris »Recht« + dicere »sagen, sprechen«] … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
juridisch — ju|ri|disch <aus lat. iuridicus »Recht sprechend«, dies zu ius, Gen. iuris »Recht« u. dicere »sagen, sprechen«> der Rechtswissenschaft entsprechend, juristisch … Das große Fremdwörterbuch