-
41 outrage
outrage (à) [oetraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:derniers outrages • grofste belediginglaver un outrage • een belediging wrekenfaire subir les derniers outrages à une femme • een vrouw verkrachtenm -
42 partie
partie [paartie]〈v.〉1 gedeelte ⇒ (onder)deel, fragment, portie2 partij ⇒ spel(letje), strijd3 partij ⇒ feest, uitstapje, vermaak5 vak ⇒ specialiteit, beroep, branche, gebied♦voorbeelden:les parties (génitales, nobles) • de geslachtsdelen, edele delenla majeure partie • het merendeelfaire partie de • behoren tot, deel uitmaken vanen partie • gedeeltelijk, voor een deel(en) tout ou (en) partie • geheel of gedeeltelijken grande partie • grotendeelspartie nulle • remisequitter la partie • afzien van iets3 partie de campagne • uitstapje, picknickpartie de jambes en l'air • orgiepartie de plaisir • feestje, pretjece n'est pas une partie de plaisir • dat is geen lolletjepartie carrée • partnerruilse mettre, être de la partie • van de partij zijnse porter partie civile • smartengeld vragenavoir affaire à forte partie • met een geducht tegenstander te doen hebbenpartie prenante • ontvangende partij5 je ne suis pas dans, de la partie • ik ben er niet in thuis, 't is mijn (vak)gebied nietavoir partie liée avec qn. • onder één hoedje spelen met iemandce n'est que partie remise • uitstel is geen afstelprendre qn. à partie • iemand ergens de schuld van gevenrisquer la partie • zijn kans wagen, het erop wagenf1) gedeelte, deel2) partij, wedstrijd3) feest4) tegenstander5) vak, beroep6) branche7) stem -
43 patrimoine
-
44 positif
-
45 prescrire
-
46 prise
prise [priez]〈v.〉6 (het) stollen ⇒ (het) dik worden, (het) dicht vriezen♦voorbeelden:1 prise de bec • gekijf, woordenwisseling〈 juridisch〉 prise de corps • inhechtenisneming, gijzelingêtre aux prises avec • worstelen, het aan de stok hebben met 〈 ook figuurlijk〉en venir aux prises • slaags rakendonner prise à • aanleiding geven totprise d'otage(s) • gijzelingprise de position • stellingnameprise de possession • inbezitnemingprise de sang • (het) bloed afnemenprise de son • geluidsopnameprise de terre • aardleidingprise femelle • contrastekkerprise mâle • stekker¶ prise d'air • luchtkoker, ventilatieopeningprise d'armes • wapenschouwprise de conscience • bewustwordingprise d'eau • kraan, tappuntprise de tabac • snuifje tabakprise de voile • intrede in het kloosterêtre en prise directe sur, avec • nauw samenhangen met————————prise (de courant)f1) greep2) houvast3) inneming4) stopcontact5) vangst, buit6) stolling, bevriezing -
47 privilège
privilège [prievielezĵ]〈m.〉♦voorbeelden:m -
48 privilégié
privilégié [prievieleezĵjee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 bevoorrecht ⇒ geprivilegieerd, begunstigd♦voorbeelden:adj -
49 prononcé
prononcé [pronnõsee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 geprononceerd ⇒ duidelijk, uitgesproken♦voorbeelden:le prononcé de la faillite • de faillietverklaringadjuitgesproken, duidelijk -
50 reconnaissance
reconnaissance [rəkonnessãs]〈v.〉3 verkenning ⇒ (het) verkennen, onderzoeken♦voorbeelden:en, par reconnaissance • uit dankbaarheiden reconnaissance • op verkenningf1) (h)erkenning2) dankbaarheid3) verkenning -
51 réel
réel [ree.el]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 reëel ⇒ werkelijk, wezenlijk♦voorbeelden:le chef réel • de ware baasle réel • de werkelijkheid, het werkelijke1. m 2. réel/réelleadj1) reëel, werkelijk2) zakelijk -
52 résolution
-
53 revoir
revoir1 [rəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:dire au revoir de la main • gedag wuiven————————revoir2 [rəvwaar]1 weerzien ⇒ terugzien, opnieuw bekijken♦voorbeelden:1 elkaar, zichzelf terugzienv1) weerzien2) herzien3) nakijken, repeteren -
54 serment
serment [sermã]〈m.〉♦voorbeelden:faux serment • meineedfaire le serment • zweren, een eed doenfaire prêter serment à qn. • iemand beëdigen, de eed afnemenprêter serment • de eed afleggensous (la foi du) serment • onder edem -
55 sommaire
sommaire [sommer]1 beknopt ⇒ kort (samengevat), bondig, summier♦voorbeelden:repas sommaire • eenvoudige, sobere maaltijdun sommaire • (korte) inhoudsopgave; beknopt overzichtadj1) beknopt, summier2) snel, onmiddellijk -
56 trafic
trafic [traafiek]〈m.〉1 〈 pejoratief〉(illegale, verboden, zwarte) handel ⇒ gesjacher, smokkel♦voorbeelden:faire trafic de • verkopen¶ 〈 juridisch〉 trafic d'influence • (het) aannemen van steekpenningen 〈 van mensen in overheidsdienst〉m1) verkeer -
57 cautionnement
-
58 contractant
contractant [kõtraaktã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden: -
59 contradicteur
-
60 correctionnel
correctionnel [korreksjonnel]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉 〈 juridisch〉♦voorbeelden:tribunal correctionnel • correctionele rechtbank, strafkamer van de arrondissementsrechtbankla correctionnelle • de strafkamer (van de rechtbank)
См. также в других словарях:
Convention on the association of the Netherlands Antilles with the European Economic Community — Convention amending the Treaty establishing the European Economic Community, with a view to making applicable to the Netherlands Antilles the special regime of association defined in part IV of the said Treaty Type Amends the Treaty establishing… … Wikipedia
Jahr — 1. Ale neinj Jôr î (zwî) Wînjjôr. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 59. 2. Ale sâf Jôr î Gôfjôr. – Schuster, 58. 3. All Joar n Jöhr un to n Harwst noch n Spoatling. (Pommern.) Alle Jahre ein Kind und im Herbst noch einen Spätling. Von fruchtbaren… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon