-
1 entrée
entrée [ãtree]〈v.〉3 ingang♦voorbeelden:à son entrée • bij zijn binnenkomstentrée dans une société • (het) lid worden van een verenigingentrée en action, en jeu • inwerkingtredingentrée en fonctions • aanvaarding van een functieentrée en matière • aanhef, begin, inleidingentrée en vigueur • (het) van kracht worden→ examenf1) binnenkomst2) toegang3) ingang5) hal6) voorgerecht7) input, invoer [computer]8) invoer [economie] -
2 importation
-
3 saisie
saisie [sezzie]〈v.〉f2) invoer van gegevens [computer] -
4 importateur
importateur [ẽportaatur],importatrice [ẽportaatries]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:m (f - importatrice) -
5 introduction
introduction [ẽtrodduuksjõ]〈v.〉2 inbrenging ⇒ (het) erin steken, toevoer3 invoering ⇒ aanvaarding, verspreidingf2) inbrenging, toevoer3) invoering, aanvaarding4) introductie -
6 input
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский