-
1 bijverzekeren
♦voorbeelden:1 zich bijverzekeren voor extra onkosten • insure oneself/take out additional insurance against extra expenses -
2 verzekeren
2 [bevestigen, garanderen] guarantee, assure3 [assureren] insure ⇒ 〈Brits-Engels ook; voornamelijk levensverzekering〉 assure, 〈 voornamelijk zeeverzekering〉 underwrite♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich verzekeren〉♦voorbeelden:zich van een goede plaats verzekeren • secure a good place (for oneself) -
3 assureren
v. insure, assure, underwrite -
4 coveren
v. cover, encase; review; conceal completely underneath; protect; include; insure -
5 veilig stellen
v. insure -
6 verzekeren
v. assure, ensure, insure, underwrite, secure, obtest, affirm, certify, state, aver -
7 waarborgen
v. guarantee, warrant, secure, insure -
8 verzekeren
• to assure• to guarantee• to insure• to safeguard• to secure -
9 de inboedel verzekeren tegen nieuwwaarde
de inboedel verzekeren tegen nieuwwaardeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de inboedel verzekeren tegen nieuwwaarde
-
10 een inboedel verzekeren
een inboedel verzekeren±insure one's house against fire and theftVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een inboedel verzekeren
-
11 inboedel
♦voorbeelden:1 een inboedel verzekeren • ±insure one's house against fire and theft -
12 nieuwwaarde
♦voorbeelden: -
13 particulier
particuliere 〈 de (vrouwelijk)〉1 private individual/person♦voorbeelden:bij particulieren een kamer huren • rent a room in a private houseniet voor particulieren • closed to members of the general public————————particulier21 private♦voorbeelden:particulier eigendom(srecht) • (right of) private propertyhet particulier initiatief • private enterprisezijn particuliere secretaris • his private/personal secretaryparticuliere verzekeraars • private insurerszich particulier verzekeren • insure oneself privately -
14 voor de volle waarde verzekeren
voor de volle waarde verzekerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor de volle waarde verzekeren
-
15 waarde
1 [betekenis als bezit/ruilobject] value2 [grote waarde] value3 [betekenis] value4 [zaak van waarde] value♦voorbeelden:effectieve/reële waarde • market/real valuenominale waarde • nominal valuevan onschatbare waarde zijn • be of inestimable value/invaluableiets beneden de waarde verkopen • sell something below the going ratein waarde stijgen • appreciate, increase in valuein waarde dalen • depreciate, decrease in valuenaar waarde schatten • be able to appreciate somethingter waarde van … • at (the value of), worth …tot een waarde van • to the value ofmunten van deze waarde worden niet meer uitgegeven • coins of this denomination are no longer issuedvoor de volle waarde verzekeren • insure for the full value2 is er iets van waarde bij? • is anything valuable included?voorwerpen van waarde • objects of value, valuablesiemand niet op zijn juiste waarde schatten • underestimate someone(zeer) veel waarde aan iets hechten • value something highly, set great store by/on something, attach great value to somethingweinig waarde aan iets hechten • set little store by/on something, attach little value to somethinghet heeft zijn waarde bewezen • its value/merit has been provediemand in zijn waarde laten • accept someone as he/she isiets op waarde schatten • rate something at its true valuemen begint deze schrijver op zijn juiste waarde te schatten • this author has started to get the recognition he deservesvan waarde zijn, waarde hebben • be valuable, be of valuevan nul en gener waarde zijn • be null and voidmaximale/hoogste waarde • 〈 ook〉 maximum, highnegatieve waarde • minus (number) -
16 zich bijverzekeren voor extra onkosten
zich bijverzekeren voor extra onkosteninsure oneself/take out additional insurance against extra expensesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich bijverzekeren voor extra onkosten
-
17 zich particulier verzekeren
zich particulier verzekerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich particulier verzekeren
-
18 zich verzekeren (tegen)
zich verzekeren (tegen)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich verzekeren (tegen)
См. также в других словарях:
insure — in‧sure [ɪnˈʆʊə ǁ ˈʆʊr] verb [intransitive, transitive] INSURANCE 1. to buy insurance to protect yourself, your family, your business etc against something bad happening, for example accidents, damage to property, or injury caused to others: •… … Financial and business terms
insure — in·sure /in shu̇r/ vb in·sured, in·sur·ing vt: to assure against a loss by a contingent event on certain stipulated conditions or at a given rate of premium: give, take, or procure insurance on or for vi: to contract to give insurance:… … Law dictionary
Insure — In sure, v. t. [imp. & p. p. {Insured}; p. pr. & vb. n. {Insuring}.] [OE. ensuren, prob. for assuren, by a change of prefix. See 1st {In }, and {Sure}, and cf. {Assure}, {Ensure}.] [Written also {ensure}.] [1913 Webster] 1. To make sure or… … The Collaborative International Dictionary of English
insure — ► VERB 1) arrange for compensation in the event of damage to or loss of (property, life, or a person), in exchange for regular payments to a company. 2) secure the payment of (a sum) in this way. 3) (insure against) protect (someone) against (a… … English terms dictionary
Insure — In*sure , v. i. To underwrite; to make insurance; as, a company insures at three per cent. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Insure — can mean: * To provide for financial or other mitigation if something goes wrong: see insurance or . * Or you may be looking for ensure or inshore … Wikipedia
insure — (v.) mid 15c., insuren, spelling variant of ensuren (see ENSURE (Cf. ensure)). Took on its particular sense of make safe against loss by payment of premiums from mid 17c. (replacing assure in that meaning). Related: Insured; insuring … Etymology dictionary
insure — *ensure, assure, secure Analogous words: protect, shield, guard, safeguard (see DEFEND): indemnify, compensate (see PAY vb) … New Dictionary of Synonyms
insure — [v] protect, secure assure, cinch, cover, guarantee, guard, hedge, indemnify, register, safeguard, shield, underwrite, warrant; concepts 317,330 … New thesaurus
insure — [in shoor′] vt. insured, insuring [ME ensuren: see ENSURE] 1. to contract to be paid or to pay money in the case of loss of (life, property, etc.); take out or issue insurance on (something or someone) 2. ENSURE vi. to give or take out insurance… … English World dictionary
insure — verb 1 (I, T) to buy insurance to protect yourself against something bad happening to you, your family, your possessions etc: Have you insured the contents of your home? | insure (sth/sb) against sth: It would be wise to insure your property… … Longman dictionary of contemporary English