-
1 unit of capacity
inhoudsmaat -
2 measure of capacity
inhoudsmaatruimtemaat -
3 gallon
n. gallon (inhoudsmaat van vloeistof)[ gælən] -
4 gill
n. kieuw (ademhalingsorgaan van een vis); inhoudsmaat (1/4 pint)--------v. de kieuwen eruit halen (uit vis)gill1[ dzjil] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gill2[ gil]1 kieuw -
5 bushel
n. schepel, korenmaat; 32 liter[ boesjl]♦voorbeelden: -
6 capacity
n. bekwaamheid; capaciteit[ kəpæsətie] 〈meervoud: capacities〉♦voorbeelden:1 in my capacity of chairman • in mijn hoedanigheid van voorzitter/als voorzitter1 vermogen ⇒ capaciteit, aanleg2 capaciteit ⇒ inhoud, volume♦voorbeelden:productive capacity • productiecapaciteitseating capacity • aantal zitplaatsenfilled to capacity • tot de laatste plaats bezetwork to capacity • op volle kracht werken -
7 cup
n. glas, beker, kelk, bokaal; lot--------v. in een beker doencup1[ kup] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kop(je) ⇒ mok, beker6 (lijdens)kelk ⇒ lot, wedervaren♦voorbeelden:my cup of tea • (echt) iets voor mij————————cup2〈werkwoord; cupped〉♦voorbeelden:cup one's hands round something • zijn handen ergens (beschermend/als een kom) omheen leggen -
8 cupful
-
9 firkin
n. vaatje (ongeveer 25 kg, ongeveer 40 liter)[ fə:kin] -
10 gal.
-
11 liquid measure
-
12 liquid
adj. vloeibaar; liquide; binnen bereik; vloeit, stroomt; doorlopend; duidelijk, helder; onstabiel--------n. vloeistof; medekers (fonetisch)liquid1[ likwid] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————liquid2♦voorbeelden:liquid food • vloeibaar voedsel3 liquid sounds • melodieuze/glasheldere klanken -
13 measure of capacity
-
14 noggin
n. Slok; drinkglas; hoofd (slang)[ nogin] -
15 pint
n. pint (inhoudsmaat)[ pajnt] -
16 quart
n. (ong.) liter; kwartet (bij kaartspel); kwartet (bij muziek)[ kwo:t]♦voorbeelden: -
17 tablespoonful
-
18 tub
-
19 anker
n. Europese inhoudsmaat (8 1/2 Engelse liters) -
20 cbcm
volumemaat van kubus, kubieke centimeter (inhoudsmaat, een centimeter in hoogte, breedte en lengte)cbcm (cubic centimeter)
- 1
- 2