-
1 enraciner
enraciner [ãraasienee]1 wortel doen schieten ⇒ doen (in)wortelen, planten3 vestigen♦voorbeelden:2 zich (blijvend) vestigen ⇒ vastwortelen, vastroesten♦voorbeelden:1. v2) inprenten3) vestigen2. s'enracinerv -
2 autorisé
autorisé [ootorriezee, ottorriezee]2 bevoegd ⇒ gerechtigd, goedgekeurd♦voorbeelden:je me crois autorisé à dire que • ik geloof dat ik zeggen mag datadj1) bevoegd, gerechtigd2) toegestaan3) geautoriseerd [vertaling]4) gezaghebbend -
3 consacrer
consacrer [kõsaakree]1 (in)wijden ⇒ heiligen, inzegenen3 tot regel verheffen ⇒ bevestigen, bekrachtigen♦voorbeelden:consacrer un prêtre • een priester wijdenconsacrer une église à un saint • een kerk aan een heilige wijdenl'usage a consacré ce mot • dat woord is ingeburgerd (geraakt)1. v1) (in)wijden, heiligen2) wijden (aan), besteden (aan)3) bevestigen, bekrachtigen2. se consacrerv -
4 implantation
implantation [ẽplãtaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:f1) vestiging2) inburgering3) nesteling [eicel]4) inplanting [haar] -
5 implanter
implanter [ẽplãtee]♦voorbeelden:v1) vestigen2) invoeren3) implanteren4) planten (in), vastzetten (in) -
6 autorisé par l'usage
autorisé par l'usage -
7 l'usage a consacré ce mot
l'usage a consacré ce motDictionnaire français-néerlandais > l'usage a consacré ce mot
-
8 naturalisation
naturalisation [naatuuraaliezaasjõ]〈v.〉 -
9 sanctionner
-
10 sanctionné par l'usage
sanctionné par l'usage
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский