-
1 ijzersterk
♦voorbeelden:hij kwam met ijzersterke argumenten • il est venu avec des arguments très convaincantseen ijzersterk geheugen • une mémoire phénoménaleeen ijzersterke grap • une très bonne blagueijzersterke kousen • bas inusableseen ijzersterk lied • une chanson remarquable -
2 ijzersterk
-
3 ijzersterk
желез- ный; отличный, блестящий; прочный; долговечный* * *прил.общ. железный, прочный (как железо) -
4 ijzersterk
adj. cast iron, strong, reinforced -
5 ijzersterk
bn -
6 de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterk
de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterkDeens-Russisch woordenboek > de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterk
-
7 een ijzersterk alibi
een ijzersterk alibi -
8 een ijzersterk geheugen
een ijzersterk geheugen -
9 een ijzersterk lied
een ijzersterk lied -
10 hij heeft een ijzersterk fysiek
hij heeft een ijzersterk fysiekDeens-Russisch woordenboek > hij heeft een ijzersterk fysiek
-
11 de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterk
de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de onderbouwing van zijn redenering is ijzersterk
-
12 een ijzersterk gestel
een ijzersterk gestelVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ijzersterk gestel
-
13 zij is ijzersterk
zij is ijzersterkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij is ijzersterk
-
14 железный
ijzeren, ijzer-, ijzersterk, ijzeren -
15 железный
-
16 прочный
adj1) gener. bondig, gaaf, kloek, massief, bestendig, blijvend, degelijk, duurzaam, ferm, flink, gefundeerd, hecht, ijzersterk (как железо), krachtig van bouw, muurvast, onslijtbaar, onverslijtbaar, onwankelbaar, solide, solied, sterk, stevig, vast, zo vast als een muur2) chem. consistent -
17 cast-iron
cast-iron3 vast ⇒ onbuigzaam, hard(vochtig)♦voorbeelden:a cast-iron will/constitution • een ijzeren wil/gestel -
18 iron
adj. ijzeren, ijzer---------n. ijzer; strijkijzer; ijzeren instrument--------v. strijkeniron1[ ajjən]♦voorbeelden:have too many irons in the fire • te veel hooi op z'n vork genomen hebben1 ijzer♦voorbeelden:as hard as iron • zo hard als staalcast iron • gietijzerwrought iron • smeedijzer→ hot hot/————————iron21 ijzeren ⇒ ijzer-, ijzerachtig2 ijzersterk ⇒ ijzeren; onverzettelijk, bikkelhard♦voorbeelden:iron lung • ijzeren long〈 scheikunde〉 iron pyrites • pyriet, (ijzer)kies————————iron3〈 werkwoord〉1 strijken♦voorbeelden:the wrinkles in this shirt will have to be ironed out • de kreukels in dit overhemd moeten eruit gestreken worden〈 figuurlijk〉 iron out problems • problemen gladstrijken/uit de wereld helpen -
19 force
force1 [fors]〈v.〉1 kracht2 sterkte3 vermogen ⇒ intelligentie, wilskracht4 dwang ⇒ geestelijke druk, invloed, noodzaak♦voorbeelden:force centrifuge • middelpuntvliedende krachtredonner des forces • nieuwe energie gevenreprendre ses forces • weer op krachten komen, aansterkenà bout de force • aan het eind van zijn krachtenà la force du poignet • geheel op eigen krachtdans la force de l'âge • in de kracht van zijn levendans toute la force du terme • in de volle betekenis van het woordcrier de toutes ses forces • uit alle macht schreeuwenne pas être de force • niet tegen zijn tegenstander opgewassen zijnêtre de la même force • aan elkaar gewaagd zijn, van dezelfde (speel)sterkte zijnprendre de force • met geweld innemen, verkrachtenfaire force de rames • uit alle macht roeiennager en force • op kracht zwemmenfaire force sur • druk uitoefenen opforce d'une barre • sterkte van een staafforce du son • geluidssterkteforce de l'esprit • intellectueel vermogenforce d'inertie • traagheidc'est une force de la nature • het is een ijzersterk, oergezond iemandles forces vives du pays • het productieve deel van de bevolkingcela ne fait pas ma force • dat is niet mijn sterkste kantpar la force des choses • onder druk van de omstandighedenla force de l'évidence • een overduidelijk bewijsavoir force de loi • kracht van wet hebbenmesure de force • dwangmaatregelsituation de force • machtspositie(un cas de) force majeure • overmachtvouloir qc. à toute force • iets per se willenpar force • noodgedwongenpar la force de l'habitude • (uit) de macht der gewoonteforce de frappe • kernmachtles forces de terre, de l'air et de mer • de strijdkrachten ter land, ter zee en in de lucht〈 meervoud〉 forces armées • krijgsmacht, strijdkrachten〈 meervoud〉 forces navales • marine, zeemachtla force publique • de sterke arm, politie(macht)en force • met groot machtsvertoonà force de bras • met de kracht van de armense tuer à force de travailler • zich doodwerken————————force2 [fors]f1) kracht, sterkte2) wilskracht3) macht4) dwang5) draaistroom -
20 forcé
force1 [fors]〈v.〉1 kracht2 sterkte3 vermogen ⇒ intelligentie, wilskracht4 dwang ⇒ geestelijke druk, invloed, noodzaak♦voorbeelden:force centrifuge • middelpuntvliedende krachtredonner des forces • nieuwe energie gevenreprendre ses forces • weer op krachten komen, aansterkenà bout de force • aan het eind van zijn krachtenà la force du poignet • geheel op eigen krachtdans la force de l'âge • in de kracht van zijn levendans toute la force du terme • in de volle betekenis van het woordcrier de toutes ses forces • uit alle macht schreeuwenne pas être de force • niet tegen zijn tegenstander opgewassen zijnêtre de la même force • aan elkaar gewaagd zijn, van dezelfde (speel)sterkte zijnprendre de force • met geweld innemen, verkrachtenfaire force de rames • uit alle macht roeiennager en force • op kracht zwemmenfaire force sur • druk uitoefenen opforce d'une barre • sterkte van een staafforce du son • geluidssterkteforce de l'esprit • intellectueel vermogenforce d'inertie • traagheidc'est une force de la nature • het is een ijzersterk, oergezond iemandles forces vives du pays • het productieve deel van de bevolkingcela ne fait pas ma force • dat is niet mijn sterkste kantpar la force des choses • onder druk van de omstandighedenla force de l'évidence • een overduidelijk bewijsavoir force de loi • kracht van wet hebbenmesure de force • dwangmaatregelsituation de force • machtspositie(un cas de) force majeure • overmachtvouloir qc. à toute force • iets per se willenpar force • noodgedwongenpar la force de l'habitude • (uit) de macht der gewoonteforce de frappe • kernmachtles forces de terre, de l'air et de mer • de strijdkrachten ter land, ter zee en in de lucht〈 meervoud〉 forces armées • krijgsmacht, strijdkrachten〈 meervoud〉 forces navales • marine, zeemachtla force publique • de sterke arm, politie(macht)en force • met groot machtsvertoonà force de bras • met de kracht van de armense tuer à force de travailler • zich doodwerken————————force2 [fors]adj1) geforceerd, gedwongen2) geveinsd, niet echt3) overdreven
- 1
- 2