-
1 told him a secret
vertelde hem een geheim -
2 told him off
gaf hem ervan langs -
3 who told him
Wie heeft hem verteld? wie hem verteld heeft -
4 I told him expressly it was a confidential matter
English-Dutch dictionary > I told him expressly it was a confidential matter
-
5 she told him how she had bought a car
English-Dutch dictionary > she told him how she had bought a car
-
6 she told him how she had escaped but nothing beyond
ze vertelde hem hoe ze was ontsnapt, maar niets daarbuiten/meerEnglish-Dutch dictionary > she told him how she had escaped but nothing beyond
-
7 how
adv. hoe; wathow1[ hau] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoe♦voorbeelden:————————how2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:how about John? • wat doe je (dan) met John?how kind of you! • wat vriendelijk van u!how do you like my hat? • wat vind je van mijn hoed?〈 informeel〉 and how! • en hoe!, (nou) en of!, en niet zo'n beetje3 how are things? • hoe gaat het ermee?how do you do? • aangenaam, hoe maakt u het?〈 informeel〉 how's that for stupid • wat vind je van zoiets stoms?how are you? • hoe gaat/is het?how is she (off) for clothes? • heeft ze genoeg kleren?how about John? • wat voor nieuws is er van John?, hoe stelt John het?4 how come she is late? • hoe komt het dat ze te laat is?¶ how about going home? • zouden we niet naar huis gaan?how about an ice-cream? • wat vind je van een ijsje?————————how3〈 voegwoord〉1 zoals♦voorbeelden: -
8 beyond
adv. verder--------n. het hiernamaals--------prep. verder danbeyond1[ bijjond] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:————————beyond2〈 bijwoord〉1 verder ⇒ daarachter, aan de overzijde, daarna2 daarenboven ⇒ meer, daarbuiten♦voorbeelden:1 the lake and the house beyond • het meer en het huis aan de overkant/daarachter2 she told him how she had escaped but nothing beyond • ze vertelde hem hoe ze was ontsnapt, maar niets daarbuiten/meer————————beyond3〈 voorzetsel〉1 voorbij ⇒ achter, verder dan2 naast ⇒ buiten, behalve, meer dan3 niet te … ⇒ buiten, boven♦voorbeelden:he had got beyond saying it • hij zei het allang niet meer2 new duties beyond her daily tasks • nieuwe plichten/taken buiten haar dagelijkse takenbeyond helping his friend he also cared for his mother • naast de hulp die hij zijn vriend gaf, zorgde hij ook voor zijn moederbeyond hope • er is geen hoop meerstay beyond one's time • te lang blijvenit is beyond me • dat gaat mijn verstand te boven -
9 expressly
adv. uitdrukkelijk, duidelijk; speciaal[ ikspreslie]1 → express express/2 uitdrukkelijk ⇒ duidelijk, met nadruk3 expres ⇒ speciaal, met opzet♦voorbeelden:1 I told him expressly it was a confidential matter • ik vertelde hem nadrukkelijk dat het een vertrouwelijke zaak was -
10 tell
v. vertellen; zeggen; weten; duidelijk maken; opdragen2 het/iets verklappen ⇒ het/iets verraden3 (mee)tellen ⇒ meespelen, van belang zijn♦voorbeelden:as far as we can tell • voor zover we wetenyou can never tell/never can tell • je weet maar nooithis blush told of his embarrassment • zijn blos getuigde van zijn verlegenheid2 don't tell! • verklap het niet!his age will tell against him • zijn leeftijd zal in zijn nadeel pleitenthe long drive began to tell (up)on the passengers • de lange rit begon de passagiers zwaar te vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertellen ⇒ zeggen, spreken2 weten ⇒ kennen, uitmaken3 onderscheiden ⇒ uit elkaar houden, onderkennen4 zeggen ⇒ bevelen; waarschuwen♦voorbeelden:tell a secret • een geheim verklappen〈 informeel〉 tell someone where he gets off/to get off • iemand op zijn plaats/nummer zetten〈 informeel〉 tell me another! • maak dat een ander/de kat wijs!I (can) tell you! • ik verzeker het je!〈 informeel〉 you're telling me! • vertel mij wat!tell about/of something • over iets vertellen/berichten2 can you tell the difference? • ken jij het verschil?can she tell the time yet? • kan ze al klok kijken?I could tell by/from his look • ik kon het aan zijn oogopslag zienthere is no telling what will happen • je weet maar nooit wat er gebeurthow can I tell if/whether it is true or not? • hoe kan ik weten of het waar is of niet?3 can you tell these twins apart? • kun jij deze tweeling uit elkaar houden?tell truth from lies • de waarheid van leugens onderscheiden4 I told you so! • ik had het je nog gezegd!something tells me that … • ik heb zo het idee dat …I'll tell you what: let's stop • weet je wat?: laten we ermee ophouden〈 informeel〉 tell someone off (for something) • iemand (om iets) berispen/op zijn nummer zetten -
11 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
12 should
v. verleden tijd van het hulpwerkwoord "zullen3 〈gebod; ook plechtige belofte, dreiging, plan, intentie enz. in verleden context〉 zou(den) ⇒ zou(den) moeten, moest(en)8 〈in bijzin afhankelijk van een uitdrukking die wil of wens uitdrukt; vaak onvertaald; voornamelijk Brits-Engels〉 zou(den) ⇒ moeten9 〈in bijzin afhankelijk van een uitdrukking die een opinie weergeeft; blijft onvertaald; voornamelijk Brits-Engels〉♦voorbeelden:1 should the dead return, they would be amazed • als de doden zouden terugkeren, zouden zij versteld staanshould I ever see him again, he will rue the day • als ik hem ooit weer zie zal hij die dag vervloekenwhy should I listen to him? • waarom zou ik naar hem luisteren?he promised that she should have a holiday • hij beloofde dat zij vakantie zou krijgen5 if Sheila came, I should come too • als Sheila kwam, dan kwam ik ook/dan zou ik ook komenshe should have returned by now • ze zou nu al terug moeten zijn7 I should like to mention that • ik zou willen opmerken dat …yes, I should love to • ja, dat zou ik echt graag doenI should say that … • ik zou zeggen dat …〈Brits-Engels; ironisch〉 whether you can come? I should think so! • of jij ook kunt komen? dat zou ik denken! -
13 little
adj. klein; beetje; iets; kort; onbelangrijk--------adv. klein; weinig--------n. een beetje; weinig; een kleine hoeveelheid; korte afstand; korte tijdlittle1[ litl] 〈bijvoeglijk naamwoord; littleness〉2 klein(geestig/zielig) ⇒ kleintjes♦voorbeelden:little finger • pinka little girl • een klein meisjeLittle Red Riding Hood • Roodkapjehis little sister • zijn kleine(re)/jongere zusje〈 informeel〉 the little woman • vrouwlief, moedersher little ones • haar kinderen/ 〈 van dier〉its little ones • haar jongen〈 spreekwoord〉 little things please little minds • kleine mensen, kleine wensenthe little people • de elven/kabouters jongen————————little2♦voorbeelden:make little of something • ergens weinig van begrijpen; iets als onbelangrijk afdoen, ergens weinig belang aan hechtenthink little of someone • geen hoge dunk van iemand hebbenlittle or nothing • weinig of nietsthere's very little left • er is maar heel weinig overlittle by little • beetje bij beetje〈 spreekwoord〉 little by little, and bit by bit • voetje voor voetje en beetje bij beetje; langzaam aan, dan breekt het lijntje nietI gave him what little I owned • ik heb hem het weinige dat ik bezat gegeven————————little3〈 bijwoord〉2 volstrekt/in het geheel niet♦voorbeelden:little more than an hour • iets meer dan een uur2 little did he know that … • hij had er geen flauw benul van dat …————————little4〈 determinator〉♦voorbeelden:there's very little milk left • er is maar een klein beetje melk overa little effort • een beetje/wat moeite -
14 many
adj. veel--------n. hoeveelheidmany1♦voorbeelden:many's the time • dikwijlsa good/great many • vele(n), menigeenand as many again/more • en nog eens zoveelhave had one too many • een glaasje te veel op hebbenmany of the pages were torn • veel bladzijden waren gescheurdthe many • het (gewone) volkas many as that • zoveelas many as thirty • wel dertig————————many2♦voorbeelden:a good many raisins • een fe hoeveelheid rozijnenten mistakes in as many lines • tien fouten in tien regelsas many … as • zoveel … alsII 〈predeterminator; alleen met het onbepaald lidwoord〉1 menig(e)♦voorbeelden:many a time • menigmaalhe travelled for many a year • hij reisde vele jaren -
15 shame
n. schaamte; schande--------v. schamen; schaamte voelen; beschaamd maken; te schande makenshame1[ sjeem]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 zonde♦voorbeelden:¶ what a shame! • het is een schande!; wat jammer!2 schande ⇒ smaad, vernedering♦voorbeelden:have no shame • geen schaamte kennendon't you feel shame at having told lies? • schaam je je niet dat je leugens verteld hebt?for shame • uit schaamtebe past shame • geen schaamte meer kennenbe dead/lost to shame • alle schaamte verloren hebbencry shame on someone • schande van iemand sprekento my shame • tot mijn (grote) schande〈 tegen spreker〉 shame! • schandalig!, hoe durft u!shame on you! • schaam je!, je moest je schamen!————————shame2〈 werkwoord〉1 beschamen ⇒ beschaamd doen staan/maken♦voorbeelden:she shamed him out of copying his homework • ze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijven -
16 when
adv. wanneer?; op tijdstip dat; dan; ondanks--------conj. als; toen; wanneer--------n. wanneer; tijd--------pron. als; toen; wanneerwhen1[ wen] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————when21 wanneer♦voorbeelden:1 since when has he been here? • sinds wanneer/hoe lang is hij al hier?♦voorbeelden:1 they were last seen in May, since when they haven't been heard from • ze zijn voor het laatst gesignaleerd in mei en sindsdien is er niets meer van hen vernomen————————when3〈 bijwoord〉2 wanneer ⇒ waarop, dat♦voorbeelden:1 when will I see you? • wanneer zie ik je weer?2 I hate winter, when all is grey • ik haat de winter, wanneer/als alles grijs isthe day when I went to Paris • de dag dat/waarop ik naar Parijs ging————————when4〈 voegwoord〉4 hoewel ⇒ terwijl, ondanks (het feit) dat♦voorbeelden:3 why use gas when it can explode? • waarom gas gebruiken als (je weet dat) het kan ontploffen?4 he wasn't interested when he could have made a fortune • hij was niet geïnteresseerd hoewel/terwijl hij dik geld had kunnen verdienen
См. также в других словарях:
told him off — rebuked him, reprimanded him … English contemporary dictionary
told him a secret — revealed something private to him … English contemporary dictionary
who told him — who related it to him, who revealed it to him; the person who revealed it to him … English contemporary dictionary
him — W1S1 [ım strong hım] pron [object form of he ] [: Old English;] 1.) used to refer to a man, boy, or male animal that has already been mentioned or is already known about ▪ Are you in love with him? ▪ Why don t you ask him yourself? ▪ He repeated… … Dictionary of contemporary English
lied to him — told him a lie, fibbed to him, told him an untruth … English contemporary dictionary
related to him — told him, described to him; treated him, acted toward him … English contemporary dictionary
read him his rights — told him about his legal rights (before arresting him) … English contemporary dictionary
God Told Me To (song) — Infobox Single Name = God Told Me To Cover size = Caption = Artist = Paul Kelly Album = Stolen Apples A side = God Told Me To B side = Released = June, 2007 Format = Digital download Recorded = Genre = Folk Rock Length = 3:40 Label = EMI Music… … Wikipedia
Mama Told Me Not to Come — Mama Told Me (Not to Come) is a song by Randy Newman written for Eric Burdon s first solo album in 1966. Three Dog Night s 1970 cover of the song topped the U.S. pop singles charts. Contents 1 Newman original and first recordings 2 Three Dog… … Wikipedia
say / said vs tell / told — To say v. Means to pronounce words or sounds, to express a thought, opinion, or suggestion, or to state a fact or instruction. For example: I often say the wrong thing. Said v. is the past simple and past participle of to say. It can be… … English dictionary of common mistakes and confusing words
say / said vs tell / told — To say v. Means to pronounce words or sounds, to express a thought, opinion, or suggestion, or to state a fact or instruction. For example: I often say the wrong thing. Said v. is the past simple and past participle of to say. It can be… … English dictionary of common mistakes and confusing words