-
1 keep house
-
2 housekeep
v. huishouden doen, het huishouden doen, huishouden -
3 ménage
-
4 budget
n. begroting, budget--------v. begroten; budget peilenbudget1[ budzjit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on a budget • zuinig————————budget2♦voorbeelden:————————budget31 budgetteren ⇒ een/de begroting opstellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een begroting opnemen ⇒ reserveren, ramen -
5 chore
n. dagelijkse taak; opdracht[ tsjo:]♦voorbeelden:1 do the chores • het huishouden/werk doenit's a bit of a chore • het is een hele klus -
6 do for someone
do for someonehet huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand -
7 do the chores
het huishouden/werk doen -
8 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
9 domestic
adj. huishoudelijk; familiaal; intern, innerlijk; getemd--------n. dienstbode, huishoudsterdomestic1[ dəmestik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————domestic2〈bijvoeglijk naamwoord; domestically〉♦voorbeelden:domestic service • werk als dienstbodefor domestic use • voor huishoudelijk gebruik -
10 establishment
n. instelling, stichting; etablissement; voltallige bemanning[ istæblisjmənt]1 vestiging ⇒ oprichting, instelling2 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; the; vaak Establishment; voornamelijk Brits-Engels〉 gevestigde orde♦voorbeelden: -
11 house
n. huis; theater; publiek--------v. huisvesten, onderdak bieden aanhouse11 huis ⇒ woning, behuizing; (handels)huis3 〈 ook House〉(vorstelijk/adellijk) geslacht ⇒ (konings/vorsten)huis, adellijke familie4 (bioscoop/schouwburg)zaal ⇒ voorstelling♦voorbeelden:house of detention • huis van bewaringhouse of God • godshuis, huis des Hereneat someone out of house and home • iemand de oren van het hoofd etenset up house • op zichzelf/zelfstandig gaan wonenon the house • van het huis, (rondje) van de zaakthe House of Lords • het Hogerhuisthe House of Representatives • het Huis van Afgevaardigdenkeep/make a House • het quorum bijeenhouden/brengenkeep house • (het) huishouden (doen)————————house2 -
12 housekeeping
-
13 housewifery
-
14 husband
n. echtgenoot--------v. zuinig huishouden (omgaan) met, zuinig beheren, sparenhusband1[ huzbənd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————husband21 zuinig omspringen/omgaan met ⇒ sparen -
15 keep a large establishment
-
16 mare's nest
n. iets onmogelijks, illusie, denkbeeldige vondst; huishouden v. Jan Steen, onbeschrijflijke rommelmare's nest♦voorbeelden: -
17 POSSLQ
ongetrouwde mensen die hun huishouden delen (uitgevonden door het V.S. Volkstellingsbureau gedurende de 1970-er jaren)POSSLQ (Persons of the Opposite Sex Sharing Living Quarters) -
18 his household
zijn huishouden -
19 household arts
huishoudkunde; huishouden -
20 househusband
n. huisman (man die zich bezighoudt met het huishouden terwijl zijn vrouw werkt)
См. также в других словарях:
Jan Steen — Autoportrait de Jan Steen, 1670 Nom de naissance Jan Havicksz. Steen … Wikipédia en Français
Haushalten — 1. Haushalten hat ein weit Maul. – Jer. Gotthelf, Köthi (Berlin 1847), II, 153. 2. Haushalten ist ein theuer Ding. Holl.: Het huishouden kost veel. (Harrebomée, I, 346.) 3. Hausshalten ist ein schwer Ding verwalten. – Petri, II, 374. 4. Jeder… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Jan Steen — Jan Havickszoon Steen (c. 1626 – buried February 3 1679) was a Dutch genre painter of the 17th century (also known as the Dutch Golden Age). Psychological insight, sense of humour and abundance of colour are marks of his trade. LifeSteen was born … Wikipedia
Stijn Streuvels — dedicated to Streuvels.He started writing at a very young age. He was inspired by his uncle (another famous writer) Guido Gezelle. Initially his work was published in an insignificant magazine De jonge Vlaming . Soon he was discovered by the… … Wikipedia
Jan Steen — Selbstporträt als Lautenspieler Jan Havickszoon Steen (* um 1626 in Leiden; begraben am 3. Februar 1679 in Leiden) war ein holländischer Maler, ein Meister des holländischen Genrebildes. Er wirkte in der Epoche des Goldenen Zeitalters der… … Deutsch Wikipedia
Pieter Codde — Nom de naissance Pieter Jacobsz. Codde Naissance baptisé le 11 décembre 1599 Amsterdam Décès enterré le 12 octobre 1678 Amsterdam Nationalité néerlandaise … Wikipédia en Français
Jucken — 1. Da, es mich iückt, da darff ichs nit krawen. – Franck, II, 133a; Gruter, I, 10. 2. Es ist ein böses Jucken, wo man nicht kratzen darf. Lat.: Herculana scabies. (Binder II, 1291; Erasm., 482; Germberg, VII, 123.) 3. Es jucket je allezeit einer… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Zeit — 1. Ach, du lewe Tît, hadd öck doch gefrît, wär öck rusch e Wiew geworde. – Frischbier, 4158. 2. Abgeredet vor der Zeit, bringt nachher keinen Streit. – Masson, 362. 3. All mit der Tit kumt Jan in t Wamms un Grêt in n Rock. – Lohrengel, I, 27;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon