-
1 gap
n. gat, opening, hiaat; afstand[ gæp]1 〈 benaming voor〉 (tussen)ruimte ⇒ opening, gat; kloof, barst; interval; afstand; bergengte, ravijn; stilte; leemte, hiaat; tekort♦voorbeelden:1 bridge/close/fill/stop a gap • een kloof overbruggen, een hiaat vullen, een tekort aanvullen -
2 hiatus
n. hiaat, gaping, leemte; pauze[ hajjeetəs] 〈meervoud: ook hiatus〉 -
3 omission
omission [ommiesjõ]〈v.〉1 (het) weglaten ⇒ (het) vergeten, (het) overslaan♦voorbeelden:f1) (het) weglaten, overslaan2) hiaat, leemte3) verzuim, nalatigheid [juridisch] -
4 пропуск
toegangsbewijs, toelatingsbewijs, pas ; weglating ; leemte,hiaat -
5 пробел
leemte, hiaat -
6 зияние
nling. hiaat -
7 пробел
ngener. spatie (tekens met spaties - çíàêè ñ ïðîáåôàìè), gaping, hiaat, lacune, leemte -
8 просвет
-
9 bridge/close/fill/stop a gap
bridge/close/fill/stop a gapeen kloof overbruggen, een hiaat vullen, een tekort aanvullen -
10 lacuna
n. ontbrekend gedeelte; lege ruimte; lege plaats; holte, gaping, verwijding (in anatomie); inzinking1 lacune ⇒ leemte, hiaat -
11 close the gap
een hiaat vullen, een tekort aanvallen -
12 deflationary gap
Deflatoir hiaat (overschot aan vraag bij situatie van volle werkverschaffing (bij economie)) -
13 gap bridging
overbrugging v.e. kloof, een hiaat vullen, een tekort aanvullen -
14 lacunar
adj. stoornis; leemte, gaping, hiaat, lacune (in anatomie)--------n. inzinking, ruimte; versierde boog, versierd plafond (in architectuur) -
15 lacunose
adj. stoornis; leemte, gaping, hiaat, lacune (in anatomie) -
16 on
1 men ⇒ je3 〈 informeel〉hij, zij4 〈 informeel〉jij, jullie, u5 〈 informeel〉ik♦voorbeelden:quand on veut, on peut • wie (werkelijk) wil, kan (ook)on s'en va • we gaan4 on ne dit même pas merci? • zeg je niet eens ‘dank je wel’on a frappé à la porte • er is geklopton vous demande au téléphone • er is telefoon voor upron -
17 hiatus
-
18 lacune
-
19 Gesetzeslücke
-
20 Hiatus
Страницы
- 1
- 2