-
1 goedmaken
1 [met betrekking tot bedreven kwaad/verkeerde handelingen] make up/amends for♦voorbeelden: -
2 goedmaken
-
3 goedmaken
возместить, компенсировать, загладить; уладить; наверстать; окупить; поправить, исправить* * *(t)1) исправлять (ошибку и т. п.); улаживать* * *гл.общ. возмещать, осуществлять, поправлять, заглаживать, исправлять, компенсировать, улаживать, выполнять (обещания и т.п.) -
4 goedmaken
v. compensate, make up for, make good, correct a mistake -
5 goedmaken
-
6 goedmaken
kompensera -
7 goedmaken
compenser -
8 hij kan zijn gedrag niet goedmaken
hij kan zijn gedrag niet goedmakenDeens-Russisch woordenboek > hij kan zijn gedrag niet goedmaken
-
9 zijn fout goedmaken
zijn fout goedmaken -
10 zijn onkosten goedmaken
zijn onkosten goedmaken -
11 een verlies goedmaken
een verlies goedmakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verlies goedmaken
-
12 iets weer goedmaken bij iemand
iets weer goedmaken bij iemandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets weer goedmaken bij iemand
-
13 zijn fouten goedmaken
zijn fouten goedmakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn fouten goedmaken
-
14 een verlies goedmaken
возмещать потери; покрывать издержки* * *гл.общ. возмещать потери, покрывать издержки -
15 hij wou zijn fout goedmaken
мест. -
16 zijn verlies goedmaken
v. recoup oneself -
17 возмещать
vgener. goedmaken, compenseren, dekken, redresseren, restitueren, vergoeden, wedervergelden -
18 возмещать потери
vgener. een verlies goedmaken -
19 выполнять
vgener. verzetten, verwezenlijken, nakomen, waarnemen, goedmaken (обещания и т.п.), kwijten (обязательство, обещание и т.п.), uitoefenen (обязанности), uitvoeren, vervuilen, volvoeren -
20 заглаживать
vgener. goedmaken, goedpraten
- 1
- 2