-
1 halves
-
2 cut in half/into halves
cut in half/into halves -
3 cut into halves/thirds/pieces
cut into halves/thirds/piecesdoormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakken -
4 do something by halves
-
5 go halves with someone in something
English-Dutch dictionary > go halves with someone in something
-
6 by halves
gelijk verdelen,deel bij deel -
7 go halves
gelijk verdelen -
8 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
9 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren
См. также в других словарях:
halves — [hɑːvz ǁ hævz] adverb go halves informal to share something equally: • We decided to go halves on the investment. * * * halves UK US /hɑːvz/ US /hævz/ noun [plural] ● not/never do things by halves Cf. not/never do things by halves … Financial and business terms
Halves — (h[aum]vz), n., pl. of {Half}. [1913 Webster] {By halves}, by one half at once; halfway; fragmentarily; partially; incompletely. [1913 Webster] I can not believe by halves; either I have faith, or I have it not. J. H. Newman. [1913 Webster] {To… … The Collaborative International Dictionary of English
halves — [ha:vz US hævz] 1.) the plural of ↑half 2.) go halves (with sb) BrE if you go halves with someone, you divide something equally between you, especially money … Dictionary of contemporary English
halves — [havz, hävz] n. pl. of HALF by halves 1. halfway; imperfectly 2. halfheartedly go halves to share expenses, etc. equally … English World dictionary
halves — the plural of half … Usage of the words and phrases in modern English
Halves (band) — Infobox musical artist Name = Halves Img capt = Img size = Landscape = Background = group or band Alias = Origin = Dublin, Ireland Genre = Post rock Years active = Label = Associated acts = URL = [http://www.ahomeforhalves.com/ www.ahomeforhalves … Wikipedia
Halves — Half Half (h[aum]f), n.; pl. {Halves} (h[aum]vz). [AS. healf. See {Half}, a.] 1. Part; side; behalf. [Obs.] Wyclif. [1913 Webster] The four halves of the house. Chaucer. [1913 Webster] 2. One of two equal parts into which anything may be divided … The Collaborative International Dictionary of English
halves — /havz, hahvz/, n. 1. pl. of half. 2. by halves, a. incompletely or partially: to do things by halves. b. halfheartedly: better not at all than by halves. 3. go halves, to share equally; divide evenly. * * * … Universalium
halves — /havz / (say hahvz) plural noun 1. plural of half. –phrase 2. by halves, a. incompletely. b. half heartedly. 3. for (or on){{}} (the) halves, (formerly) …
halves — [[t]hævz, hɑvz[/t]] n. pl. of half • by halves go halves … From formal English to slang
HALVES — pl. of HALF. * * * [havz; hävz] plural form of half * * * plural of ↑half, 1 * * * halves [halves] [hɑːvz] ; [hævz] pl. of ↑half … Useful english dictionary