-
1 give a ring
-
2 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
3 give someone a ring
-
4 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
5 change
n. verandering, wijziging; wisselgeld, kleingeld--------v. wijzigen, veranderen; wisselen; zich verkleden; overstappenchange1[ tsjeendzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verandering ⇒ ver/afwisseling, overgang, variatie♦voorbeelden:1 a change for the better/worse • een verandering ten goede/kwadechange of heart • bekering, verandering van ideeënthe change of seasons • de wisseling der seizoenenfor a change • voor de verandering/afwisseling4 I had a change between L. and M. • tussen L. en M. moest ik overstappen5 keep the change! • laat maar zitten!ring the changes on something • iets op alle mogelijke manieren aanpakken; niet uitgepraat raken over iets〈Brits-Engels; informeel〉 ring the changes • veranderen, het anders aanpakkenthe change • overgang(sjaren)————————change21 veranderen ⇒ anders worden, wisselen2 zich verkleden ⇒ andere/schone kleren aantrekken♦voorbeelden:1 his voice is changing • zijn stem is aan het wisselen/brekenchange back into • weer veranderen inchange from a child into a man • van een kind een man wordenchange up • (naar een hogere versnelling) schakelenchange into second gear • in zijn twee zetten→ change over change over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veranderen ⇒ anders maken, transformeren2 (om/ver)ruilen ⇒ (om/ver)wisselen♦voorbeelden:change gear • (over)schakelenchange oil • olie verversenchange something for something else • iets (om)ruilen (voor iets anders)change the bed • het beddengoed verschonen -
6 bell
n. Bell (alexander graham een amerikaans uitvinder, natuurkundige, uitvinder van de telefoon; achternaam)[ bel]1 klok ⇒ bel, schel, belsignaal♦voorbeelden:¶ give someone a bell • iemand een belletje geven/opbellenthat rings a bell • dat komt me ergens bekend voor, daar gaat een lampje brandensaved by the bell • op het nippertje gered→ sound sound/ -
7 finger
n. vinger; (computers - internet) een opdracht dat het mogelijk maakt het e-mail adres van iemand te vinden--------v. aanraken; stelen; bespelen; "vingeren" (in muziek)finger1[ finggə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vinger♦voorbeelden:1 index/middle/ring/little finger • wijsvinger/middelvinger/ringvinger/pinkbe all fingers and thumbs • twee erhanden hebben, erg onhandig zijnburn one's fingers, get one's fingers 〈 Brits-Engels〉 burnt/ 〈 Amerikaans-Engels〉 burned • zijn/zich de vingers branden〈Brits-Engels; informeel〉 get/pull/take your finger out! • laat je handen eens wapperen!〈Amerikaans-Engels; slang〉 give someone the finger • de middelvinger opsteken naar iemand 〈 met de betekenis dat de ander dood kan vallen〉〈 informeel〉 not be able to put/lay one's finger on something • iets niet kunnen plaatsen/kunnen begrijpen/precies kunnen aangevennever/not lay a finger on • met geen vinger aanrakennot lift/move/raise/stir a finger • geen vinger uitstekenpoint the finger at someone • iemand beschuldigen〈 informeel〉 twist/wind someone round one's (little) finger • iemand om zijn/haar vinger winden→ green green/————————finger2〈 werkwoord〉1 betasten ⇒ (met de vingers) aanraken, (be)vingeren♦voorbeelden:1 he was fingering a piece of string • hij zat te spelen/friemelen met een stukje touw -
8 hammering
n. hamerend[ hæməring]1 gehamer ⇒ gebonk, gebeuk♦voorbeelden:take a hammering • in elkaar geslagen worden -
9 hearing
n. gehoor; verhoor[ hiəring]1 gehoor ⇒ hearing, hoorzitting♦voorbeelden:gain/get a hearing with someone • een onderhoud hebben met iemandyou need a second hearing to like this song • dit liedje moet je een tweede keer horen om het te kunnen waarderenhe would not even give us a hearing • hij wilde zelfs niet eens naar ons luisteren1 gehoor♦voorbeelden:2 out of/within hearing (distance) • buiten/binnen gehoorsafstand -
10 wring
n. oplichterij; druk; verwringing--------v. omdraaien (de nek v.e. kip); uitwringen, uitpersen; (stevig de hand) drukken; verwringenwring1[ ring] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 cider/appelpers♦voorbeelden:————————wring22 (uit)wringen ⇒ (uit)persen, samenknijpen4 pijnlijk aandoen/treffen ⇒ kwellen♦voorbeelden:wring the water out • wring het water eruitwring someone's hand • iemand stevig de hand drukken
См. также в других словарях:
give a ring — give (someone) a ring to telephone someone. She s been sick for a couple of days, so why don t you give her a ring? I m calling to find out what tonight s homework is, so if you could give me a ring and let me know I would really appreciate it … New idioms dictionary
give a ring — give (someone) a ring chiefly Brit : to make a telephone call to (someone) I ll give you a ring [=give you a call] tomorrow. • • • Main Entry: ↑ring … Useful english dictionary
give\ a\ ring — • give (one) a ring • give a buzz informal To call on the telephone. Mrs. Jacobs promised to give her husband a ring in the afternoon. Alice will give her friend a buzz tonight … Словарь американских идиом
give a ring — verb (transitive) Call (someone) on the telephone If youre town, give me a ring and Ill arrange to meet up with you. Syn: drop a line … Wiktionary
give a ring — call on the phone … English contemporary dictionary
give a ring — v. Telephone … A concise dictionary of English slang
ring — I (New American Roget s College Thesaurus) v. encircle, girdle, environ, encompass, hem in; toll, chime, clang, peal, tinkle; resound, reverberate, reecho. See sound. n. circlet, circle, annulet, hoop, signet, girdle; machine, gang, clique;… … English dictionary for students
ring — Synonyms and related words: Bund, Chinese boxing, DDD, Kekule formula, O, Rochdale cooperative, affiliation, agora, alliance, amphitheater, anklet, annular muscle, annulet, annulus, anthelion, antisun, arena, areola, armlet, armory, assemblage,… … Moby Thesaurus
ring — See: GIVE A RING, RUN CIRCLES AROUND or RUN RINGS AROUND, THREE RING CIRCUS, THROW ONE S HAT IN THE RING … Dictionary of American idioms
ring — See: GIVE A RING, RUN CIRCLES AROUND or RUN RINGS AROUND, THREE RING CIRCUS, THROW ONE S HAT IN THE RING … Dictionary of American idioms
ring — See: give a ring, run circles around or run rings around, three ring circus, throw one s hat in the ring … Словарь американских идиом