-
1 babil
-
2 caquet
-
3 bavardage
bavardage [baavaardaazĵ]〈m.〉1 gepraat ⇒ gebabbel, geklets3 roddelpraat ⇒ geklets, kletspraat♦voorbeelden: -
4 discours
discours [dieskoer]〈m.〉1 toespraak ⇒ speech, rede(voering)2 geklets ⇒ woorden, praatjes♦voorbeelden:discours du trône • troonredediscours (in)direct • (in)directe redem1) toespraak2) woorden, praatjes4) rede [taal] -
5 foutaise
foutaise [foetez]〈v.〉1 wissewasje ⇒ kleinigheid, onbenulligheid2 geklets ⇒ onzin, kletspraat(je)f2) onzin -
6 propos
propos [proppo]〈m.〉1 woorden ⇒ gezegde, gepraat2 bedoeling ⇒ voornemen, besluit♦voorbeelden:avoir le ferme propos de • het vaste voornemen hebben tejuger à propos d'agir • het gepast, raadzaam achten om te handelenvous tombez mal à propos • u komt ongelegenà propos de • naar aanleiding vanà ce propos • naar aanleiding hiervanà tout propos • bij iedere gelegenheidà propos • tussen twee haakjeshors de propos • ongelegen1. m1) woorden, gepraat2) voornemen2. àproposadvterloops, tussen twee haakjes -
7 verbiage
-
8 blablabla
-
9 laïus
-
10 papotage
-
11 propos en l'air
propos en l'air -
12 radotage
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский