-
1 timbrer
timbrer [tẽbree]〈 werkwoord〉2 zegelenv1) frankeren, een postzegel plakken2) zegelen3) afstempelen -
2 port
port [por]〈m.〉1 haven ⇒ havenstad, wijkplaats2 (het) dragen ⇒ (het) bij zich hebben, (het) voeren3 vervoer ⇒ vracht, tonnage♦voorbeelden:port de plaisance • jachthavenport de salut • vluchthavenport de transit • transitohavenport franc • vrijhavenarriver à bon port • behouden aankomenfaire tous les ports d'Afrique • alle Afrikaanse havens aandoenavoir un permis de port d'armes • een wapenvergunning hebben4 franc, franco de port • franco, portvrijport payé • port betaald, niet frankerenport parallèle • parallelle poortm1) haven2) havenstad3) bergpas [Pyreneeën]4) (het) dragen5) vracht [schip]6) houding [lichaam]7) poort [computer] -
3 affranchir
affranchir [aafrãsĵier]1 vrijmaken ⇒ bevrijden, vrijlaten, politiek onafhankelijk maken, vrijstellen (van)1 zich bevrijden (van) ⇒ zich losmaken (van), van zich afgooien♦voorbeelden: -
4 port payé
port payéport betaald, niet frankeren -
5 timbrage
См. также в других словарях:
frankieren — Vsw std. (17. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus it. francare, einer Ableitung von it. (porto di) franco (fracht)frei , woraus auch franco gebührenfrei . Dieses letztlich zu frank. Ebenso nndl. frankeren, ne. frank, nfrz. affranchier, ndn … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache