-
61 snoodaard
-
62 stulp
-
63 Abbruch
-
64 Acht
Acht1〈v.; Acht, Achten〉♦voorbeelden:————————Acht2〈v.; Acht〉2 oplettendheid, attentie♦voorbeelden:auf die Kinder Acht geben • op de kinderen lettengib Acht, dass du nicht fällst • pas op dat je niet valtaußer Acht bleiben • buiten beschouwing blijvenalle Vorsicht außer Acht lassen • alle voorzichtigheid uit het oog verliezenetwas in Acht nehmen • iets voorzichtig behandelensich in Acht nehmen • oppassen, voorzichtig zijnsich vor jemandem, etwas in Acht nehmen • zich voor iemand, iets in acht nemen -
65 Ader
Ader〈v.; Ader, Adern〉♦voorbeelden:jemanden zur Ader lassen • (a) iemand aderlaten; 〈 (b) informeel; schertsend〉iemand laten bloeden, geld afzettenkeine Ader für etwas haben • geen aanleg voor iets hebben -
66 Auferstehung
Auferstehung〈v.; Auferstehung, Auferstehungen〉1 verrijzenis, opstanding♦voorbeelden:〈informeel; schertsend〉 (fröhliche) Auferstehung feiern • weer in trek, in zwang komen -
67 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
68 Feuer
Feuer〈o.; Feuers, Feuer〉♦voorbeelden:das Feuer einstellen • het vuren stakenhaben Sie bitte Feuer? • mag ik een vuurtje van u?〈 informeel〉 Feuer machen • de kachel, verwarming aandoenFeuer an ein Haus legen • een huis in brand stekenetwas bei schwachem Feuer kochen • iets op een kleine vlam kokenFeuer hinter etwas machen • haast achter iets zettenim, unter Feuer liegen, stehen • onder vuur liggendie beiden sind wie Feuer und Wasser • die twee zijn water en vuur¶ 〈 spreekwoord〉 gebranntes Kind scheut das Feuer • ±ieen ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen/i————————Feuer ! -
69 Fittich
-
70 Henkersmahl
-
71 Knabe
Knabe〈m.; Knaben, Knaben〉1 〈 Zuid-Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland; elders formeel〉jongen, knaap2 〈informeel; schertsend of pejoratief〉knaap, kerel, vent♦voorbeelden:2 alter Knabe! • ouwe jongen! -
72 Lenz
〈m.; Lenzes, Lenze〉 〈verouderd; formeel〉♦voorbeelden: -
73 Maid
-
74 Missetat
-
75 Note
Note〈v.; Note, Noten〉3 cijfer, beoordeling6 〈 figuurlijk〉cachet, tint(je)♦voorbeelden:2 nach Noten, ohne Noten singen, spielen • van het blad, zonder noten zingen, speleneine gute Note in Englisch • een hoog cijfer voor Engels6 jemandem, einer Sache eine persönliche Note geben, verleihen • iemand, een zaak een persoonlijk cachet geven -
76 Region
Region〈v.; Region, Regionen〉♦voorbeelden: -
77 Schlaf
〈m.; Schlaf(e)s〉♦voorbeelden:im besten Schlaf • in mijn, zijn diepste slaapseinen Schlaf halten • een slaapje, dutje doenetwas im Schlaf können, beherrschen • iets blindelings kunnenim Schlaf liegen • liggen (te) slapennicht im Schlaf! • in geen geval! -
78 Unschuld
Unschuld〈v.〉♦voorbeelden:1 die gekränkte Unschuld spielen • de beledigde onschuld spelen, uithangen -
79 Wüstenschiff
-
80 anhängen
anhängen1〈onovergankelijk werkwoord; haben〉 〈 formeel〉1 aanhangen, aankleven ⇒ behept zijn met♦voorbeelden:————————anhängen22 toe-, bijvoegen♦voorbeelden:1 〈informeel; schertsend〉 ein Mädchen einem reichen Mann anhängen • een meisje aan een rijke man koppelenden Hut an einen Haken anhängen • de hoed op een haak hangen♦voorbeelden:
Страницы