-
1 exterieur
adj. exterior, outer, external, surface -
2 exterieur
-
3 exterieur
-
4 buiten
buiten1〈 bijwoord〉1 dehors♦voorbeelden:de kinderen spelen buiten • les enfants jouent dehorsde voeten naar buiten zetten • tourner les pieds en dehorsnaar buiten gaan • sortirzich (aan iets) te buiten gaan • abuser de qc.van buiten • vu(e) de l'extérieureen stad van buiten kennen • connaître une ville comme sa pochevan buiten komen • venir de l'extérieuriets van buiten kennen • connaître qc. par coeureen buiten • une maison de campagne————————buiten2〈 voorzetsel〉2 [niet betrokken bij] en dehors de3 [behalve] excepté4 [zonder] hors de♦voorbeelden:buiten de deur • à l'extérieur〈 figuurlijk〉 iets buiten de deur houden • tenir qc. à distancezich buiten schot houden • se tenir à l'abrihij was buiten zichzelf van angst • il était hors de lui de peuriemand ergens buiten houden • ne pas impliquer qn. dans une affairezich ergens buiten houden • se tenir à l'écart de qc.3 buiten zijn oude vader had hij niemand lief • excepté son vieux père, il n'aimait personne't is buiten mijn medeweten, buiten mij om gebeurd • c'est arrivé à mon insudat is buiten zijn schuld • il n'y est pour rienhij kon niet buiten mij • il ne pouvait pas se passer de moihij heeft de zaak buiten mij om beslist • il a réglé l'affaire sans me consulter→ link=adem adem -
5 buitenaf
1 [van, aan de buitenzijde] de, à l'extérieur2 [afgelegen] loin (du centre)♦voorbeelden:een zaak buitenaf bekijken • considérer une affaire de l'extérieur -
6 buitenwaarts
1. bndirigé vers l'extérieur, en dehors2. bw -
7 buitenom
♦voorbeelden: -
8 buitenwaarts
-
9 buitenwereld
♦voorbeelden:zich van de buitenwereld afsluiten • se replier (sur soi-même) -
10 uiterlijk
uiterlijk1〈 het〉2 [schijn] apparence(s)♦voorbeelden:door zijn uiterlijk imponeren • avoir de la prestanceiemand op zijn uiterlijk beoordelen • juger qn. sur sa minehij is knap van uiterlijk • il est bien (fait) de sa personne————————uiterlijk2♦voorbeelden:1 de uiterlijke gedaante van iets • l'aspect extérieur de qc.op de uiterlijke schijn afgaan • juger sur les apparencesuiterlijk scheen hij kalm • il donnait l'impression d'être calmezij is alleen uiterlijk vroom • sa piété n'est qu'une façade -
11 uitwendig
♦voorbeelden:de uitwendige gehoorgang • le conduit auditif externeuitwendige kenmerken • caractéristiques extérieuresuitwendig bespeurt men geen verandering • extérieurement on ne remarque pas de changementaan het uitwendige blijven hangen • rester superficiel -
12 vanbuiten
1 [van de buitenzijde af] de l'extérieur2 [aan de buitenzijde] à l'extérieur♦voorbeelden:¶ iets vanbuiten leren • apprendre qc. par coeur -
13 buiten
1. omaison f de campagne2. bw1) dehors, à l'extérieur3. vz1) hors de2) en dehors de3) excepté -
14 buitenkant
-
15 buitenste
o -
16 extramuraal
bnà l'extérieur de, hors de -
17 *lokatie (woordenlijst: locatie)
*lokatie (woordenlijst: locatie)♦voorbeelden:2 het booreiland wordt naar de lokatie gesleept • la plate-forme est remorquée jusqu'aux lieux de forageDeens-Russisch woordenboek > *lokatie (woordenlijst: locatie)
-
18 als buitenstaander oordelen
als buitenstaander oordelen -
19 buiten de deur
buiten de deur -
20 buitenaf beginnen
buitenaf beginnen
См. также в других словарях:
extérieur — extérieur, eure (èk sté rieur, rieu r . Dans la versification du XVIIe siècle, extérieur est de quatre syllabes : ex té ri eur ; aujourd hui on le fait souvent de trois) adj. 1° Qui est au dehors. La forme extérieure. Les ornements extérieurs.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Exterieur — (franz., spr. ĭör), das Äußere, die Außenseite; in der Landwirtschaft die Lehre von der Beurteilung und Wertbestimmung des Pferdes und der andern Haustiere (s. Viehzucht) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Extérieur — (spr. ĭöhr), das Äußere … Kleines Konversations-Lexikon
Exterieur — (frz. –öhr), das Aeußere … Herders Conversations-Lexikon
Exterieur — Exterieur,das:⇨Äußere(1) … Das Wörterbuch der Synonyme
exterieur — Exterieur, Exterior … Thresor de la langue françoyse
extérieur — 1. extérieur, ieure [ ɛksterjɶr ] adj. • exterior 1447; lat. exterior, compar. de exter → êtres I ♦ 1 ♦ EXTÉRIEUR À : qui est situé dans l espace hors de qqch. (cf. En dehors de, hors de). Point extérieur à un triangle. ♢ (Abstrait) Qui ne fait… … Encyclopédie Universelle
EXTÉRIEUR — EURE. adj. Qui est au dehors. Les parties extérieures du corps. La forme extérieure. La face extérieure d un bâtiment. Les ornements extérieurs d un palais. Il signifie aussi, Qui a lieu, qui se passe au dehors. Permettre, interdire le culte… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
exterieur — I. EXTERIEUR, [exteri]eure. adj. Qui est au dehors. Les parties exterieures du corps. la face exterieure d un bastiment. les ornements exterieurs d un Palais. II. Exterieur. s. m. Ce qui paroist de quelque chose au dehors. L exterieur de ce… … Dictionnaire de l'Académie française
Exterieur — Als Exterieur bezeichnet man, im Gegensatz zum Interieur, das Äußere, die Außenseite oder die äußere Erscheinung. Das Wort ging in der Goethezeit in den deutschen Sprachgebrauch ein[1] und ist gleichbedeutend mit dem französischen Wort extérieur … Deutsch Wikipedia
Exterieur — Ex|te|ri|eur 〈[ ø:r] n. 11〉 1. Äußeres, Außenseite 2. Erscheinung ● das Exterieur eines Sportpferdes [<frz. extérieur „äußerlich“] * * * Ex|te|ri|eur [ɛkste ri̯ø:ɐ̯ ], das; s, s u. e [frz. extérieur < lat. exterior, Komp. von: exter(us) =… … Universal-Lexikon