-
1 nom propre
-
2 monsieur
monsieur [məsjeu],messieurs [mesjeu]〈m.〉1 mijnheer ⇒ meneer, (de) heer♦voorbeelden:monsieur Durand • mijnheer, meneer DurandMesdames et Messieurs • Dames en Herenmonsieur Météo • de weermanmonsieur Tout-le-monde • iedereen, de eerste de bestec'est un grand monsieur • dat is een belangrijk persoonmonsieur? • mijnheer wenst? 〈 winkel〉m(mijn)heer, meneer -
3 nom
nom [nõ]〈m.〉1 naam♦voorbeelden:1 nom d'emprunt, de plume, de guerre • pseudoniem, schuilnaamnom de famille • achternaamnom de jeune fille • meisjesnaamnom de garçon • jongensnaamnom de religion • kloosternaamnom à tiroirs • lange, dubbele naamnom collectif, social • (gemeenschappelijke) firmanom commercial • handelsnaam, firmanaamles plus grands noms de France • Frankrijks belangrijkste familiespetit nom • voornaamavoir nom • hetenau nom de qn., en son nom • namens iemandau nom du ciel • in 's hemelsnaamnom propre • eigennaam¶ 〈 vulgair〉 nom de Dieu! 〈 informeel〉, nom de nom!, d'une pipe!, d'un chien! • verdomme!, potverdikkie!donner à qn. des noms d'oiseau • iemand uitscheldentraiter qn. de tous les noms • iemand uitmaken voor alles wat lelijk ism1) naam -
4 propre
propre1 [propr]〈m.〉1 kenmerk ⇒ eigenschap, (het) kenmerkende♦voorbeelden:c'est du propre! • dat is me (ook) wat moois!mettre au propre • in het net schrijvença sent le propre! • wat ruikt het hier fris!c'est un propre à rien • hij deugt nergens voorau propre • in de eigenlijke betekenis————————propre2 [propr]2 schoon ⇒ netjes, milieuvriendelijk4 netjes ⇒ fatsoenlijk, verzorgd♦voorbeelden:nom propre • eigennaamson propre nom • z'n eigen naamau sens propre • letterlijk2 cigarette propre • ‘gezonde’ sigaretavoir les mains propres • schone handen hebbenusine propre • ‘schone’, milieuvriendelijke fabriekpropre à rien • nergens voor deugendnous voilà propres! • nu zitten we met de gebakken peren!1. m1) kenmerk, eigenschap2) eigendom2. adj1) kenmerkend, typisch (voor)2) schoon3) geschikt, bekwaam4) netjes, fatsoenlijk -
5 son
son1 [sõ]〈m.〉1 geluid ⇒ klank, toon2 zemelen3 zaagsel♦voorbeelden:son des trompettes • trompetgeschalson filé • lang aangehouden toonbaisser le son d'un poste • de radio zachter zettenau son, aux sons de • op de tonen, klanken van————————son2 [sõ],1 zijn, haar ⇒ z'n, d'r, van hem, van haar, ervan♦voorbeelden:Sa Majesté • Zijne, Hare Majesteit〈 schertsend, voor eigennaam〉 son Monsieur T. • die meneer T. van hem, haarà sa vue • bij het zien van hem, haarm1) geluid, klank2) toon3) zemelen4) zaagsel -
6 Cher Monsieur
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский