-
1 egaliseren
-
2 egaliseren
-
3 egaliseren
выравнивать; ровнять* * *гл.общ. выравнивать, ровнять -
4 egaliseren
v. equalize, make equal; make uniform, become equal -
5 выравнивать
v -
6 ровнять
vgener. likken (площадку и т.п.), slechten, egaliseren -
7 level
adj. vlak; gelijk; gebalanceerd; vertikaal; gelijkmatig--------n. hoogte; niveau; klasse; oppervlakte; vlak; peil (waterpeil)--------v. afvlakken, glad maken; gelijkheid brengen; vergelijken; vernietigen, aan de grond gelijk makenlevel1[ levl]1 〈 ook als 2e lid van samenstellingen〉 peil ⇒ niveau, hoogte; 〈 bij uitbreiding〉 natuurlijke/juiste peil/plaats3 horizontaal ⇒ waterpas(se) lijn/vlak♦voorbeelden:1 level of achievement/production • prestatie/productiepeilon a level of equality • op voet van gelijkheidfind one's level • zijn plaats vindenII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak als 2e lid van samenstellingen〉1 niveau♦voorbeelden:————————level23 (op) gelijk(e hoogte) ⇒ even hoog/ver4 gelijkmatig ⇒ evenwichtig, regelmatig5 beraden ⇒ bedaard, kalm♦voorbeelden:draw level with • op gelijke hoogte komen met————————level3〈 levelled〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:level (a weapon) at someone • (een wapen) op iemand richten¶ level off • gelijk/vlak maken/wordenlevel off/out • (zich) (op een bepaald niveau) stabiliseren; zijn (maatschappelijke) plafond bereikenlevel out • gelijk/vlak maken/worden; onderscheid/verschillen wegnemen (bij/tussen)♦voorbeelden:level up • tot hetzelfde niveau omhoog brengen————————level4〈 bijwoord〉1 vlak ⇒ horizontaal, waterpas -
8 égaliser
égaliser [eegaaliezee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gelijkmaken ⇒ effenen, egaliseren♦voorbeelden:v2) effenen -
9 niveler
niveler [nievlee]〈 werkwoord〉1 egaliseren ⇒ gelijkmaken, effenenv1) gelijkmaken, effenen2) nivelleren, gelijkschakelen -
10 rouler
rouler [roelee]♦voorbeelden:la vie humaine roule sur des probabilités • het leven hangt van toevalligheden aan elkaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ oprollen, draaien, doen rollen♦voorbeelden:rouler en boule • tot een prop maken¶ rouler les ‘r’ • de ‘r’ laten rollen♦voorbeelden:scène à se rouler par terre • scène om je dood te lachenv1) rollen2) rijden, lopen3) slingeren [schip]4) zwerven5) gaan (over), draaien (om) -
11 unir
unir [uunier]1 verenigen ⇒ (samen)voegen, (samen)bundelen, één maken4 gelijk, glad, vlak maken ⇒ effenen, egaliseren♦voorbeelden:unir une province à un pays • een provincie bij een land inlijven2 samengaan ⇒ samensmelten, één worden♦voorbeelden:1 s'unir avec qn. contre qc., qn. • samen met iemand tegen iets, iemand in verzet komen, ten strijde trekken, de strijd aanbinden2 s'unir à, avec qn., qc. • met iemand, iets samengaans'unir en qn. • bij iemand hand in hand gaan1. v1) verenigen, samenvoegen2) verbinden4) effenen, glad maken2. s'unirv2) samengaan, één worden -
12 aplanissement
-
13 nivellement
-
14 выравнивать
v -
15 ровнять
vgener. likken (площадку и т.п.), slechten, egaliseren -
16 eben
eben11 effen, egaal ⇒ glad, plat♦voorbeelden:zu ebener Erde wohnen • gelijkvloers wonen————————eben2〈 bijwoord〉1 (zo)juist, pas2 net, met pijn en moeite4 nu eenmaal ⇒ eenvoudig-, gewoonweg5 juist, precies6 inderdaad, zeker7 〈regionaal; informeel〉eventjes, snel even, vlug♦voorbeelden:4 dann eben nicht! • dan maar niet!6 Sie waren doch in Köln? eben! • u was toch in Keulen? Inderdaad! -
17 ebnen
ebnen♦voorbeelden: -
18 egalisieren
-
19 ein Terrain eben machen
-
20 planieren
planieren1 egaliseren ⇒ vlak maken, planeren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский