-
1 effenen
♦voorbeelden: -
2 effenen
-
3 effenen
выравнивать; разглаживать; оплачивать; уровнять, выровнять, ровнять; сгладить, разгладить* * *(d)1) выравнивать2) оплачивать ( счёт)* * *гл.общ. выравнивать, оплачивать (счёт), разглаживать -
4 effenen
v. even, smooth -
5 effenen
ww1) égaliser, lisser, niveler2) liquider [dette] -
6 de weg effenen voor iemand
de weg effenen voor iemandpréparer le terrain pour qn. -
7 het pad effenen voor iemand
het pad effenen voor iemandfrayer le chemin à qn. -
8 de weg effenen voor iemand
de weg effenen voor iemandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de weg effenen voor iemand
-
9 het pad effenen voor iemand
het pad effenen voor iemandclear/smooth the path for someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het pad effenen voor iemand
-
10 het pad/de weg effenen voor iemand
het pad/de weg effenen voor iemandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het pad/de weg effenen voor iemand
-
11 smooth over
effenen, uit de weg ruimen (v. moeilijkheden) -
12 flatten
v. plat maken; afvlakken[ flætn]3 flauw worden ⇒ dof/mat worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 flauw(er) maken ⇒ dof/mat maken♦voorbeelden: -
13 égaliser
égaliser [eegaaliezee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gelijkmaken ⇒ effenen, egaliseren♦voorbeelden:v2) effenen -
14 niveler
niveler [nievlee]〈 werkwoord〉1 egaliseren ⇒ gelijkmaken, effenenv1) gelijkmaken, effenen2) nivelleren, gelijkschakelen -
15 unir
unir [uunier]1 verenigen ⇒ (samen)voegen, (samen)bundelen, één maken4 gelijk, glad, vlak maken ⇒ effenen, egaliseren♦voorbeelden:unir une province à un pays • een provincie bij een land inlijven2 samengaan ⇒ samensmelten, één worden♦voorbeelden:1 s'unir avec qn. contre qc., qn. • samen met iemand tegen iets, iemand in verzet komen, ten strijde trekken, de strijd aanbinden2 s'unir à, avec qn., qc. • met iemand, iets samengaans'unir en qn. • bij iemand hand in hand gaan1. v1) verenigen, samenvoegen2) verbinden4) effenen, glad maken2. s'unirv2) samengaan, één worden -
16 ebnen
ebnen♦voorbeelden: -
17 ровнять
gladmaken, effenen -
18 уравнять
gelijkmaken, effenen -
19 выравнивать
v -
20 оплачивать
v
См. также в других словарях:
Ebenen — Êbenen, verb. reg. act. eben, gleich machen, besonders von der Oberfläche des Erdbodens. Einen Garten, einen Platz ebenen. Plötzlich aber ebnen sich Alle Wasserwogen, Gleim. Daher die Ebenung. Anm. Das Nieders. evenen, verevenen, das Holl.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart