-
1 to deduce
afleiden -
2 to derive
afleiden -
3 distract from
-
4 to conduct
afleidengeleidenvoeren -
5 deduce
-
6 distract
-
7 derive
v. produceren, afzuigen[ dirrajv]♦voorbeelden:1 derive from • ontleend zijn aan, (voort)komen uitthis word derives from Latin • dit woord stamt uit het LatijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afleiden ⇒ krijgen, halen♦voorbeelden:1 derive from • afleiden van/uit, ontlenen aan -
8 educe
-
9 gather
n. bijeenkomst; vouw (in kleding)--------v. verzamelen; verzamelen; binnenhalen; krijgen; samentrekken; opmaken; oogstengather1[ gæðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gather23 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgen5 plooien, rimpelen♦voorbeelden:gather round someone/something • zich rond iemand/iets scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 verzamelen ⇒ samenbrengen, bijeenroepen; op(een)hopen, op(een)stapelen; vergaren, inzamelen; plukken, oogsten; oprapen4 opmaken ⇒ afleiden, concluderen5 opsommen♦voorbeelden:gather wood • hout sprokkelengather in • binnenhalen, oogsten; opstrijkengather together • verzamelen, bijeenroepengather up • oprapen, bij elkaar nemen, optrekken 〈 benen〉; opsteken 〈 haar〉; verzamelen 〈 gedachten〉gather oneself up/together • zich oprichten/vermannengather oneself for something • zich voor iets gereed maken4 he's gone to work, I gather • hij is naar z'n werk, begrijp ikgather from • afleiden/opmaken uitI gather that • ik krijg de indruk dat -
10 sidetrack
n. zijspoor, rangeerspoor--------v. op een dwaalspoor brengen; afleiden (v. onderwerp)sidetrack1————————sidetrack2〈 werkwoord〉 -
11 call off
v. afbellen,afzeggen {van een afspraak}call off1 afzeggen ⇒ afgelasten, laten vervallen2 terug/wegroepen ⇒ in bedwang/toom houden 〈 in het bijzonder hond〉3 afroepen ⇒ (hardop) voorlezen/opsommen♦voorbeelden:1 call off one's engagement • het af/uitmaken -
12 conclude
v. tot de conclusie komen; afmaken, beëindigen[ kənkloe:d]1 eindigen ⇒ ten einde komen, aflopen2 tot een conclusie/besluit/akkoord komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ (af/be)sluiten, afronden3 concluderen ⇒ afleiden, vaststellen♦voorbeelden: -
13 construe from
construe from -
14 construe
v. interpreteren, verklaren[ kənstroe:]1 interpreteren ⇒ opvatten, verklaren♦voorbeelden:construe from • afleiden uit -
15 create a diversion
-
16 deduce from
deduce fromafleiden/opmaken uit -
17 deflect
v. afbuigen, afwijken[ diflekt]1 (doen) afbuigen ⇒ (doen) afwijken, uitwijken♦voorbeelden:1 the ball was deflected … • de bal werd van richting veranderd … -
18 derive from
derive fromafleiden van/uit, ontlenen aan————————derive fromontleend zijn aan, (voort)komen uit -
19 detract attention from something
-
20 detract
v. verminderen, afnemen, verslechten[ ditrækt]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afnemen♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
afleiden
Страницы