-
1 Durchsicht
-
2 durchsehen
durchsehenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 Durchnahme
-
4 Einsicht
Einsicht〈v.〉♦voorbeelden:2 hab doch Einsicht! • wees toch redelijk!endlich ist er zur Einsicht gekommen • eindelijk is hij verstandig geworden -
5 Einsicht in etwas nehmen
Einsicht in etwas nehmenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Einsicht in etwas nehmen
-
6 Leseprobe
-
7 ansingen
-
8 die Durchsicht der Posteingänge
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Durchsicht der Posteingänge
-
9 durchackern
-
10 durcharbeiten
-
11 durchexerzieren
-
12 durchgehen
durchgehen1 erdoor gaan, gaan door2 (aan één stuk) doorgaan, -lopen3 ervandoor gaan, op hol slaan 〈 van paarden〉4 aangenomen, goedgekeurd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 eine Lehre durchgehen müssen • een opleiding moeten volgen, doorlopendas kann ich nicht durchgehen lassen • dat kan ik niet tolereren -
13 durchnehmen
-
14 sich durch den Aktenberg wühlen
sich durch den Aktenberg wühlenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich durch den Aktenberg wühlen
-
15 wühlen
wühlen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 woelen, wroeten, graven2 voortwroeten, -ploeteren♦voorbeelden: -
16 überfliegen
überfliegen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский