-
1 nachgehen
nachgehen3 bijblijven ⇒ niet loslaten, bezighouden4 zich wijden, behartigen5 achtergaan, -lopen♦voorbeelden:einem Beruf nachgehen • een beroep uitoefenenseinem Vergnügen nachgehen • zijn vermaak zoeken -
2 Grund
〈m.; Grund(e)s, Gründe〉2 grond, bodem4 fond, onder-, achtergrond6 〈verouderd; formeel〉(diepste punt van een) dal, laagte♦voorbeelden:es gibt nicht den geringsten, keinen Grund dazu • daar bestaat, is niet de geringste aanleiding toeer hat wenig Grund, sich zu freuen • er is weinig reden voor hem om zich te verheugendas hat schon seine Gründe • daar zijn goede redenen voorauf Grund, aufgrund Ihres Schreibens • naar aanleiding van uw schrijvenaus diesem Grund(e) • om deze redenaus, mit gutem Grund • met reden, terecht, op goede grondendafür gibt es keine Gründe • daar zijn geen redenen, termen voor aanwezig(allen) Grund für eine Sache, zu einer Sache haben • (alle) reden tot iets hebbenseinen Grund in einer Sache haben • zijn oorzaak in iets vindenohne jeden Grund • zonder enige redenohne ersichtlichen Grund • zonder (duidelijk) aanwijsbare oorzaakGründe für und wider • argumenten voor en tegen2 (keinen) Grund (unter den Füßen) haben • (geen) vaste grond, bodem onder de voeten hebbendas Schiff ist auf Grund gelaufen • het schip is aan de grond gelopen3 den Grund (zu einer Sache) legen • het fundament (voor iets) leggen; 〈 ook figuurlijk〉 de grondslag (voor iets) leggenauf Grund, aufgrund 〈 met 2e naamval〉 • op grond, basis van, naar aanleiding van, krachtenseiner Sache auf den Grund gehen • een zaak grondig onderzoeken, nagaanein Gebäude bis auf den Grund abreißen, zerstören • een gebouw met de grond gelijkmakenim Grunde (genommen) • in de grond van de zaakvon Grund auf, aus • door en doorjemanden in Grund und Boden reden • (a) iemand onder de tafel praten; (b) iemand niet aan het woord latensich in Grund und Boden schämen • zich doodschamenetwas in Grund und Boden schießen • iets platschieten, in puin schieten -
3 Prüfung
Prüfung〈v.; Prüfung, Prüfungen〉♦voorbeelden:eine eingehende Prüfung • een grondig onderzoekdie Prüfung in Latein • het examen Latijn -
4 Puls
〈m.; Pulses, Pulse〉♦voorbeelden:1 jemandem den Puls fühlen • (a) iemand de pols voelen; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 iemand polsen • 〈 (c) informeel; figuurlijk〉 nagaan of iemand wel bij zijn verstand isden Puls messen • het aantal polsslagen tellen -
5 ausspähen
ausspähen1 (scherp) uitzien, uitkijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achterhalen, uitvissen♦voorbeelden: -
6 die Prüfung einer Beschwerde
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Prüfung einer Beschwerde
-
7 durchdenken
-
8 durchgehen
durchgehen1 erdoor gaan, gaan door2 (aan één stuk) doorgaan, -lopen3 ervandoor gaan, op hol slaan 〈 van paarden〉4 aangenomen, goedgekeurd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 eine Lehre durchgehen müssen • een opleiding moeten volgen, doorlopendas kann ich nicht durchgehen lassen • dat kan ik niet tolereren -
9 durchpflügen
-
10 durchsehen
durchsehenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 durchspielen
durchspielen1 doorspelen, verder spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doorspelen, van begin tot eind spelen♦voorbeelden: -
12 einer Sache auf den Grund gehen
einer Sache auf den Grund geheneen zaak grondig onderzoeken, nagaanWörterbuch Deutsch-Niederländisch > einer Sache auf den Grund gehen
-
13 jemandem den Puls fühlen
(a) iemand de pols voelen; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 iemand polsen • 〈 (c) informeel; figuurlijk〉 nagaan of iemand wel bij zijn verstand is————————Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Puls fühlen
-
14 jemanden ausspähen
-
15 nachprüfen
nachprüfen1 nagaan, controleren, verifiëren2 nog eens, achteraf examineren♦voorbeelden:1 eine Aussage auf ihren Wahrheitsgehalt hin nachprüfen • een verklaring op haar juistheid controleren -
16 prüfen
prüfen1 onderzoeken ⇒ testen, controleren5 〈 sport en spel〉testen, op de proef stellen♦voorbeelden:TÜV geprüft • met keuringsbewijsWaren prüfen • waren keuren, controlerenstaatlich geprüft • met staatsdiplomaSchüler in Deutsch prüfen • leerlingen een Duits proefwerk laten maken -
17 untersuchen
untersuchen1 onderzoeken ⇒ nagaan; keuren♦voorbeelden:1 jemanden auf seinen Gesundheitszustand (hin) untersuchen • iemands gezondheidstoestand onderzoeken -
18 verfolgen
-
19 zurückverfolgen
zurückverfolgen1 nagaan, -speuren -
20 überschlagen
überschlagen2♦voorbeelden:————————überschlagen1————————überschlagen3♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Malwa (Punjab) — Malwa is a region of Punjab and parts of Haryana between the Sutlej and Yamuna rivers. This Malwa should not be confused with the Malwa Plateau region of Madhya Pradesh, Central India. The Malwa area makes up the majority of the Punjab region… … Wikipedia
Nachgehen — Nachgehen, verb. irreg. neutr. (S. Gehen,) welches das Hülfswort seyn und die dritte Endung des Nennwortes erfordert, hinter einem Dinge her gehen, demselben folgen. 1. Dem Orte nach. 1) Eigentlich. Die Fürsten der Philister gingen ihnen nach,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart