-
1 air
air [er]〈m.〉2 wind3 uiterlijk ⇒ voorkomen, houding, manieren4 wijsje ⇒ lied, melodie, deuntje♦voorbeelden:air conditionné • airconditioningêtre libre comme l'air • zo vrij zijn als een vogeltje in de luchten plein air, au grand air • in de open luchtelle a besoin de changer d'air • ze moet er even uitdonner de l'air, mettre à l'air • luchtens'élever dans l'air, les airs • opstijgenon manque d'air ici • het is hier benauwd〈 informeel〉 avec un air de dire … • met zo'n gezicht van …, zo met een gezicht van …il y a de la bagarre dans l'air • er zit ruzie in de luchtidées dans l'air • eigentijdse ideeënbâtir en l'air • luchtkastelen bouwence sont des contes en l'air • dat is uit de lucht gegrepen〈 argot〉 s'envoyer en l'air • neuken, vrijen〈 informeel〉 envoyer, flanquer, foutre en l'air • wegdoen, -gooien, -smijtenparler en l'air • in het wilde weg pratenavoir toujours un pied en l'air • altijd druk in de weer zijn, opgewonden zijnpromesses en l'air • vage beloftenregarder en l'air • omhoog kijkenêtre une tête en l'air • verstrooid, vergeetachtig zijnavoir (un) grand air • stijl hebben, er voornaam uitzienil a un drôle d'air • hij ziet er vreemd uitil a un faux air de qn. que je connais • hij lijkt een beetje op iemand die ik kenprendre de grands airs (avec qn.) • verwaand, hooghartig zijn (jegens iemand)ça en a tout l'air • het ziet er wel naar uitavoir l'air (de) • lijken, schijnen, er uitziensans avoir l'air de rien • alsof er niets aan de hand isprendre un air • een (voorname) houding aannemenprendre des airs • een hooghartige houding aannemend' un air décidé • vastbesloten4 il en a l'air et la chanson • hij, het lijkt niet alleen zo, hij, het is ook zoairs à boire • drinkliederenairs de danse • dansliederenm1) lucht2) wind3) sfeer4) voorkomen, uiterlijk5) deuntje -
2 chansonnette
-
3 scie
scie [sie]〈v.〉1 zaag♦voorbeelden:1 scie à métaux • metaal-, ijzerzaagscie à ruban • lintzaagscie alternative • heen-en-weergaande zaagscie articulée • kettingzaagscie circulaire • cirkelzaagscie mécanique • zaagmachinescie à tronçonner • kortzaag→ dent5 quelle scie! • wat een zeur!f1) zaag2) zaagvis4) gezeur5) zeur -
4 refrain
refrain [rəfrẽ]〈m.〉1 refrein♦voorbeelden:c'est toujours le même refrain • het is altijd hetzelfde liedjem1) refrein2) deuntje -
5 trotter
trotter [trottee]2 trippelen ⇒ dribbelen, draven♦voorbeelden:cette histoire trotte par la ville • dit verhaal doet de ronde door de stadfaire trotter l'imagination • de verbeelding prikkelenv1) draven2) trippelen -
6 c'est toujours la même litanie
c'est toujours la même litanieDictionnaire français-néerlandais > c'est toujours la même litanie
-
7 couplet
-
8 litanie
litanie [lietaanie]〈v.〉♦voorbeelden: -
9 mirliton
-
10 air qui vous trotte dans, par la tête
air qui vous trotte dans, par la têteDictionnaire français-néerlandais > air qui vous trotte dans, par la tête
-
11 rengaine
См. также в других словарях:
De Spelbrekers — De Spelbrekers … Википедия