-
1 vertrouwen
confiance, confier, foi, se fier à, se fier -
2 vertrouwen
vertrouwen1〈 het〉♦voorbeelden:iemands vertrouwen genieten • jouir de la confiance de qn.ergens geen vertrouwen in hebben • ne pas avoir confiance en qc.zijn vertrouwen in iemand opzeggen • retirer à qn. sa confianceiemand zijn vertrouwen schenken, vertrouwen stellen in iemand • faire confiance à qn.zijn vertrouwen stellen in iets • avoir confiance en qc.het vertrouwen verliezen in … • perdre la confiance en …vertrouwen wekken • inspirer confianceiemand iets in vertrouwen zeggen • confier qc. à qn.iemand in vertrouwen nemen • mettre qn. dans la confidencegoed van vertrouwen zijn • être d'un naturel confiant————————vertrouwen2♦voorbeelden:1 iemand blindelings vertrouwen • avoir une confiance absolue en qn.hij is niet te vertrouwen • on ne peut pas lui faire confianceiets niet vertrouwen • se méfier de qc.op zijn geluk vertrouwen • avoir confiance en sa bonne étoileop zijn intuïtie vertrouwen • se fier à son intuitionik vertrouw erop dat het in orde komt • j'ose espérer que ça s'arrangera -
3 zelfvertrouwen
♦voorbeelden:zelfvertrouwen hebben • avoir confiance en soi -
4 geloof
♦voorbeelden:1 geloof, hoop en liefde • la foi, l'espérance et la charitéhij heeft een onvoorwaardelijk geloof in uw woorden • il a une foi inconditionnelle en vos paroleshet ware geloof • la vraie foizijn geloof belijden • faire sa confession de foihet geloof bezitten • avoir la foiergens geloof aan hechten • ajouter foi à qc.voor zijn geloof uitkomen • professer sa foihet geloof in God • la foi en Dieuhet geloof in reïncarnatie • la croyance à la réincarnationgeloof in de wetenschap hebben • avoir foi dans la sciencehet geloof in de vooruitgang • la croyance au progrèseen geloof dat bergen kan verzetten • une foi capable de soulever les montagneseen geloof verzaken • abjurer une religion -
5 iemand blindelings vertrouwen
iemand blindelings vertrouwenavoir une confiance absolue en qn.————————iemand blindelings vertrouwenavoir une confiance aveugle en qn. -
6 onbegrensd
-
7 vertrouwenskwestie
♦voorbeelden: -
8 zijn vertrouwen in iemand opzeggen
zijn vertrouwen in iemand opzeggenretirer sa confiance à qn.————————zijn vertrouwen in iemand opzeggenretirer à qn. sa confianceDeens-Russisch woordenboek > zijn vertrouwen in iemand opzeggen
-
9 betrouwbaar
-
10 geloof
-
11 argusogen
♦voorbeelden:¶ iets met argusogen bekijken • avoir ses doutes sur qc.hij bekijkt deze zaak met argusogen • cette affaire ne lui inspire pas confiance -
12 blijk
♦voorbeelden:1 blijk geven van iets • manifester qc.blijk geven van moed • faire montre de courageeen blijk van vertrouwen • une marque de confianceblijken van waardering • signes d'appréciationals blijk van • en témoignage deals blijk van waardering • en signe d'estime -
13 blindelings
♦voorbeelden:1 zich ergens blindelings in storten • se lancer à corps perdu dans qc.iemand blindelings vertrouwen • avoir une confiance aveugle en qn.blindelings de weg kunnen vinden • connaître son chemin les yeux fermésblindelings te werk gaan • procéder sans réfléchir -
14 cent
♦voorbeelden:ik zing niet tweemaal (geen twee liedjes) voor één cent • une fois, ça va, deux fois, c'est tropzonder een cent neer te tellen • sans débourser un souhij zou een cent in tweeën bijten • il tondrait un oeuf2 iemand voor geen cent vertrouwen • ne pas faire confiance à qn. pour un soudat deugt voor geen cent • 〈 ondeugdelijk〉 ça ne ressemble à rien; 〈 niet pluis〉 ça ne me dit rien de bongeen cent om iemand, iets geven • n'attacher aucune valeur, aucun prix à qn., qc.ik geef geen cent voor dat boek • je ne donne pas deux sous de ce livrehij is geen cent rijk • il n'a pas un souik ben er geen cent wijzer van geworden • je n'y ai rien gagnébulken van de centen • rouler sur l'orcenten zat hebben • en avoir plein les pocheshij heeft centen • il a de quoihij doet het alleen om de centen • il fait ça uniquement pour l'argentom de centen trouwen • faire un mariage d'argenterg op de centen zijn • être près de ses soushij zou op een (halve) cent doodvallen • il tondrait un oeufzonder een cent zitten • être sans le sou -
15 dat is een hoopgevend teken
dat is een hoopgevend teken -
16 dat is goed voor het zelfvertrouwen
dat is goed voor het zelfvertrouwenDeens-Russisch woordenboek > dat is goed voor het zelfvertrouwen
-
17 dat is hem wel toevertrouwd
dat is hem wel toevertrouwd -
18 de portefeuillekwestie stellen
de portefeuillekwestie stellen -
19 de toekomst met vertrouwen tegemoet zien
de toekomst met vertrouwen tegemoet zienDeens-Russisch woordenboek > de toekomst met vertrouwen tegemoet zien
-
20 de vertrouwenskwestie stellen
de vertrouwenskwestie stellen
См. также в других словарях:
confiance — [ kɔ̃fjɑ̃s ] n. f. • XVe; confience XIIIe; du lat. confidentia, d apr. l a. fr. fiance « foi » 1 ♦ Espérance ferme, assurance de celui qui se fie à qqn ou à qqch. ⇒ créance, foi, sécurité. Avoir confiance, une confiance absolue, inébranlable,… … Encyclopédie Universelle
confiance — CONFIANCE. sub. fém. Espérance ferme en quelqu un, en quelque chose. Avoir confiance, prendre confiance, une grande confiance, une ferme confiance, une extréme confiance en quelqu un. Mettre sa confiance en Dieu. J ai grande confiance en vous, en … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
confiance — Confiance. s. f. v. Esperance en quelqu un, en quelque chose. Avoir confiance, prendre confiance, une grande confiance, une ferme confiance une extreme confiance en quelqu un. mettre sa confiance en Dieu. j ay grande confiance en vous, en vostre… … Dictionnaire de l'Académie française
confiance — et asseurance, Confidentia, Confisio. Prendre trop grande confiance, se trop fier, Securitati indormiscere. B. J ay cette confiance qu il retournera sain et sauve, Spero illum tibi saluum affuturum … Thresor de la langue françoyse
Confiance — (fr., spr. Kongsiangs), Zuversicht, Vertrauen … Pierer's Universal-Lexikon
Confiance — (frz. Kongfiangs), Vertrauen … Herders Conversations-Lexikon
CONFIANCE — s. f. Espérance ferme en quelqu un, en quelque chose. Avoir confiance, prendre confiance, une grande confiance, une ferme confiance, une extrême confiance en quelqu un. Mettre sa confiance en Dieu. J ai grande confiance en vous, en votre secours … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
confiance — (kon fi an s ) s. f. 1° Sentiment qui fait qu on se fie à quelqu un ou à quelque chose. • On verra ce qu en vous je prends de confiance, CORN. Nicom. II, 2. • Elle avait eu la confiance de deux ministres, SÉV. 348. • Le roi prenait… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
CONFIANCE — n. f. Espérance ferme en quelqu’un, en quelque chose. Mettre sa confiance en Dieu. Avoir confiance, prendre confiance, une grande confiance en quelqu’un. J’ai grande confiance en vous, en votre secours. Aveugle confiance. Reprendre confiance.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Confiance — Pour les articles homonymes, voir Confiance (homonymie). La confiance renvoie à une attitude générale, rencontrée dans des circonstances multiples, où une pers … Wikipédia en Français
Confiance — DISRAELI (Benjamin) Bio express : Homme politique et écrivain britannique (1804 1881) «Tout pouvoir est un don de confiance nous sommes redevables de son exercice tout doit jaillir et exister pour le peuple.» Source :… … Dictionnaire des citations politiques