-
1 focus attention
concentreren,de aandacht concentreren -
2 center round
concentreren op de omgeving -
3 to concentrate
concentrerensamentrekken -
4 concentrate
v. concentreren; coördinerenconcentrate1[ konsntreet] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————concentrate22 bijeen/samenkomen in/op één punt ⇒ zich concentreren♦voorbeelden:2 the riots concentrated in the centre of town • de rellen concentreerden zich in het centrum van de stadII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 concentreren ⇒ samentrekken, samenbrengen♦voorbeelden: -
5 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
6 centre
n. centrum, midden, middelpuntcentre1, 〈 Amerikaans-Engels spelling〉 center [ sentə] 〈 zelfstandig naamwoord〉 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉1 midden ⇒ centrum, middelpunt 〈 ook figuurlijk〉; spil, as; 〈 politiek〉 centrumpartij; (zenuw)centrum; haard 〈 van storm, rebellie〉2 centrum ⇒ instelling, bureau4 → centre three-quarter centre three-quarter/♦voorbeelden:centre of gravity • zwaartepunt————————centre2♦voorbeelden:centre line • middellijn————————centre3♦voorbeelden:centre (up)on • zich concentreren opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 reconcentrate
v. opnieuw concentreren, zich opnieuw concentreren -
8 bend
n. bocht; kromming; knoop--------v. buigen; aanleunen; krommen; zich laten overtuigen; verdraaienbend1[ bend] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buiging ⇒ kromming, knik♦voorbeelden:the noise drove me round the bend • het lawaai maakte me hoorndol————————bend21 buigen ⇒ zwenken, neigen2 (zich) buigen ⇒ zich onderwerpen, wijken♦voorbeelden:bend down • zich bukken, vooroverbuigenbend before/to someone's power • voor iemands macht buigen/wijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spannen2 buigen ⇒ krommen, verbuigen3 onderwerpen ⇒ (doen) buigen, plooien♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 bend the rules • de regels toepassen/interpreteren zoals het 't beste uitkomtbend down/up • naar beneden/boven buigenbend one's mind to a problem • zijn aandacht op een probleem richten -
9 centralize
v. centraliserencentralize, centralise[ sentrəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: centralization〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 centre (up)on
centre (up)on -
11 concentration
n. concentratievermogen; zich concentreren op[ konsntreesjn]1 concentratie ⇒ oplettendheid, aandacht2 concentratie ⇒ samentrekking, bijeenkomst♦voorbeelden:the concentration of salt • het zoutgehalte -
12 condense
-
13 cut away
n. cutawaycoat, formele jas die kort is aan de voorzijde en lange flappen heeft aan de achterzijde; model of illustratie met het buitenste gedeelte verwijderd om het binnengedeelte te laten zien--------v. afknippen (bv. "Ik vroeg mijn zoon de takken af te knippen die uit de boom staken"); snel verplaatsen naar een andere scène of op iets anders concentreren gedurende het filmen (bv. "While filming the warscene, the director shouted "cut away now" when the soldier was wounded")cut awaywegsnijden/hakken/knippen; snoeien -
14 focus on
focus on -
15 focus one's attention on
focus one's attention on -
16 mass troops
-
17 mass
n. katholieke gebedsdienstenmass1[ mæs] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 massa ⇒ hoop, menigte♦voorbeelden:in the mass • in massa/totaala mass of • één en althe masses • de massa3 High/Low mass • hoogmis/stille missay mass • de mis lezen————————mass2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:mass troops • troepen concentreren -
18 mind
n. geest; verstand; hersenen; gedachte; herinneringsvermogen; opinie; wil--------v. er iets op tegen hebben; oppassen; letten op; voorzichtig zijn; er spijt van hebben; zich herinnerenmind1[ majnd]♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenin my mind • naar mijn meningbe in/of the same/one/a mind (on/about) • dezelfde mening toegedaan zijn (over)be in two minds (about) • het met zichzelf oneens zijn (omtrent)she is still of the same mind • zij is nog altijd dezelfde mening toegedaanto my mind • volgens mij2 nothing is further from my mind! • ik denk er niet aan!change one's mind • zich bedenkenmake up one's mind • tot een besluit komen2 verstand3 wil ⇒ lust, zin(nen)5 gevoel♦voorbeelden:have something on one's mind • iets op zijn hart hebbenwhat's on your mind? • waarover loop je te piekeren?drive someone out of his mind • iemand gek makenlose one's mind • gek wordenhave something in mind • iets van plan zijncross/enter one's mind • bij iemand opkomenget/put out of one's mind • uit zijn hoofd zettengive/put/set/turn one's mind to • zijn aandacht richten opread someone's mind • iemands gedachten lezenset one's mind to something • zich ergens op concentrerenit'll take my mind off things • het zal mij wat afleidenhis mind is on women • hij is met zijn gedachten bij de vrouwtjescast one's mind back (to) • terugblikken (op)come/spring to mind, come into one's mind • te binnen schietenkeep in mind • niet vergetenit slipped my mind • het is mij ontschotenwhom do you have in mind? • aan wie denk je?〈 informeel〉 it blew my mind • het verbijsterde me, ik stond er paf van————————mind2[ majnd]♦voorbeelden:→ mind out mind out/1 bezwaren hebben (tegen) ⇒ erop tegen zijn, zich storen aan♦voorbeelden:would you mind ringing? • zou je 's willen opbellen?would you mind? • zou je 't erg vinden?if you don't mind • als je er geen bezwaren tegen hebtI don't mind him • hij hindert me niet1 denken aan ⇒ bedenken, letten op2 zorgen voor ⇒ oppassen, bedienen♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeiennever (you) mind • het gaat je niet aannever mind the expense • de kosten spelen geen rolnever mind what your father said • ongeacht wat je vader zei2 he couldn't walk, never mind run • hij kon niet lopen, laat staan rennen -
19 rivet
n. knagel--------v. vastnagelen; boeien, richtenrivet1[ rivvit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knagel————————rivet2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 set one's mind to something
- 1
- 2
См. также в других словарях:
konzentrieren — Vsw std. (17. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. concentrer in einem Punkt vereinigen , zu frz. centre Mittelpunkt , aus l. centrum, aus gr. kéntron, eigentlich Stachel , zu gr. kenteĩn stechen , und l. con . Abstraktum: Konzentration; Konkretum … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache